Sacramentsdag: laten we de Heer eren en gezelschap houden

Doordat de gedenking van de instelling van de H. Eucharistie op Witte Donderdag valt, en dus in de de Vasten en de Goede Week, wilde de Heer dat dit op een ander tijdstip met meer luister zou worden gevierd – ook op een donderdag. Daarom maakte Hij zijn wens aan de Luikse zuster Juliana van Cornillon bekend dat de Kerk op de 2de donderdag na het hoogfeest van Pinksteren een feest ter ere van zijn H. Sacrament zou instellen.

Twintig jaar reeds droeg zij het geheim van haar zending, tot ze er eens toe kwam het aan haar meest vertrouwde vriendin, de kluizenares Eva, te openbaren. Eindelijk bezweken de laatste opwerpingen van Juliana’s nederigheid. Zij deelde de wens van Christus mee aan een geleerde en heilige kanunnik van St. Maarten, Joannes van Lausenne, en verzocht hem er over met andere geleerde en heilige priesters te beraadslagen, zonder haar naam te vermelden. Joannes van Lausenne sprak er over met de aartsbisschop van het bisdom, Jacobus Pantaleon. En nu begon het onderzoek. Hugo de St. Caro, Provinciaal Overste der Dominicanen, Guiardus, Bisschop van Kamerijk, allerlei theologen, tot de faculteit van Parijs toe, werden geraadpleegd. Juliana bidt en laat bidden; ze gaat op bedevaart naar Keulen om er de apostelen Petrus en Andreas met de heilige maagden te vereren; naar O.L.Vrouw van Tongeren en naar de H. Servatius. Tot eindelijk bisschop Robertus in 1246 het feest voor zijn bisdom invoert en Hugo de St. Caro, nu kardinaal geworden, op een visitatiereis, het bevestigde.

Maar tot het welslagen van zulk een onderneming, zou Juliana ook door zware beproevingen moeten bijdragen. De laatste jaren van haar leven waren jaren van harde strijd en veel lijden. Na Sapientia was zij, ondanks haar jeugdige leeftijd, omstreeks 1230 tot priorin verkozen. En jaren reeds stichtte zij de zusters door haar heiligheid, tot een nieuwe prior van de mannenafdeling tegen haar optrad. Zij was een droomster, een schijnheilige! Gesteund door de geheime oppositie tegen het feest, maakte hij het verblijf van Juliana in haar klooster onmogelijk. Zij vluchtte en haar zusters met haar. Een tijd lang boden Eva in haar kluis en Joannes van Lausenne haar een onderkomen in de stad. De bisschop sloeg de vijandige prior in de ban en richtte zelf voor Juliana een nieuw bidhuis in. Doch na de dood van Robertus, onder zijn onwaardige opvolger, ontbrandde de tegenstand in openlijke vijandschap. Juliana moest omzwerven van klooster tot klooster, tot ze eindelijk te Namen aankwam, waar de arme begijnen haar eerst opnamen en waar ze tenslotte in de abdij van Salzinnes voor enige tijd een veilig onderkomen vond. Maar ook hier duurde de rust niet lang. De burgers van Namen, tegen hun gravin in woede ontvlamd, omdat zij zich door de abdis liet leiden, bestookte de abdij en zetten haar in brand. En weer moest Juliana vluchten. Te Fosse werd haar en haar trouwe zusters een kluis ter beschikking gesteld. Maar zó uitgeput waren nu al haar krachten, dat ze nog nauwelijks van het bed kon opstaan. Haar ziekte was één vervoering van gebed. Op de hoogdag van Pasen liet ze zich nog naar de kerk brengen, ontving er een laatste maal de H. Communie, woonde er de kerkelijke diensten bij, tot de avond. Op de volgende vrijdag, om negen uur, ontsliep zij in de armen van haar Bruidegom: de 5de april 1257 in het 66ste levensjaar. De volgende zondag werd zij, volgens haar verlangen, in de abdij van Villers, in Zuid-Brabant, bijgezet.

7 jaar later, in 1264 werd door de vroeger aartsdiaken Hugo de St. Claro, nu paus geworden als Urbanus IV, het feest van het Allerheiligste Lichaam van Christus voor geheel de Kerk ingesteld.

Laten we op deze dag de Heer, zo verguisd, verlaten, vernederd, geminacht, geschonden en zo weinig bemind, in zijn zo Heilig Sacrament, bijzonder vereren, aanbidden en gezelschap houden. De aanbidding van de Heer in het H. Sacrament is de voorafbeelding van de eeuwige aanbidding van God in de Hemel!

Nogmaals willen we de lezers op het hart drukken om zelf thuis een huiskapel in te richten, zoals Bisschop Jan Pawel Lenga en Aartsbisschop Carlo Maria Viganò op het hart hebben gedrukt. De tijden worden slecht, de H. Eucharistie zal zonder weerga worden aangevallen vanuit het afvallige Rome die meeheult met de Nieuwe Wereldorde, en veel priesters zullen meelopen met de afvallige bisschoppen en ook afvallig worden. Deze tijden zijn voorzegd, en ze zullen in vervulling gaan. Bereiden we ons voor; laten we strijden voor Christus in het H. Sacrament! Donkere tijden komen eraan, maar daarna komt de overwinning, en diegenen die hebben volhard, zullen hun kroon ontvangen!