Dit jaar is het de 50ste verjaardag van de publicatie van Humanae Vitae. Vorig jaar berichtten we reeds over het bestaan van een geheime commissie, om Humanae Vitae te “herinterpreteren” in het licht van Amoris Laetitia. Nu heeft een nieuw lid van de Pauselijke Academie voor het Leven reeds de eerste stap gezet, waarbij hij het gebruik van contraceptie “in bepaalde gevallen” bij hertrouwde gescheidenen goedkeurt. We weten ook al langer dat Bergoglio niet tegen contraceptie is. Hij vergeleek het ooit met “een pleistertje voor op de wonde.”
De Italiaanse moraaltheoloog vader Maurizio Chiodi, gaf op 14 december een lezing in de Pauselijke Gregoriaanse Universiteit in Rome, waar hij het had over Amoris Laetitia en Humanae Vitae. Hij bleef gedurende de hele lezing nogal vaag en dubbelzinnig, om dan op het einde recht voor de raap te zijn.
Vader Chiodi zei dat het vandaag normaal is geworden dat er in kerkelijke middens zo weinig wordt gesproken over contraceptie, en dat “de dringende noodzakelijkheid van deze kwestie om dit aan te kaarten gradueel aan het wegebben is.” Hij vertelt dat in de jaren 50 en 60 dit voor gelovigen een onderwerp van groot belang was, maar dat nu de grote meerderheid van de gelovige getrouwde koppels leeft alsof deze norm niet bestaat. Omdat de kerk hier bijna niet meer over praat is het “significant dat Amoris Laetitia er zo weinig over spreekt.”
Chiodi zegt dat Amoris Laetitia contraceptie in geen enkel geval aanhaalt als zijnde “intrinsiek slecht”, hoewel dit had gekund gezien de encycliek Veritatis Splendor van Johannes Paulus II. Dan zei hij: “Hoe kan men vorderen dat men Humanae Vitae herleest in het licht van Amoris Laetitia? Het lijkt alsof ik een onmogelijke taak heb gekregen.” Dit bewijst meteen dat Vader Chiodi een taak van bovenaf heeft gekregen om dit te doen, wellicht van Bergoglio zelf.
Dan gaat hij verder, en beweegt hij direct op een farizeesche manier richting de twee grote vraagstukken die in Hoofdstuk 8 van Amoris Laetitia oprijzen. “Het eerste vraagstuk is de objectieve relevantie van verzachtende omstandigheden en subjectieve verantwoordelijkheid van het geweten” en het tweede, “het grondwettelijke verband tussen norm en onderscheiding.” Hij draaide wat rond de pot, praatte op een ingewikkelde manier over geweten, daden, normen en onderscheiding, om dan te beweren dat morele normen onderhevig zijn aan verandering in de tijd.
Op het einde van zijn lezing bekende hij kleur, toen hij zei:
“Indien het waar is dat de verantwoordelijkheid in het verwekken is waar deze [natuurlijke] methoden op aansturen, dan kunnen we begrijpen hoe, in situaties waar natuurlijke methoden onmogelijk of ondoenlijk zijn, andere vormen van verantwoordelijkheid moeten gevonden worden. Dit zijn omstandigheden – ik verwijs naar Amoris Laetitia, Hoofstuk 8 – die precies omwille van de verantwoordelijkheid, contraceptie vereisen. In deze gevallen, doet een technologische interventie [d.i. kunstmatige contraceptie] de verantwoordelijkheid van de [nieuw leven] verwekkende relatie niet teniet. Het aandringen van het Magisterium van de Kerk op natuurlijke methoden kan in mijn opinie niet geïnterpreteerd worden als een norm die op zichzelf een doel is, noch als een loutere conformiteit met biologische wetten, want de norm wijst naar een antropologie, naar het goed van de echtelijke verantwoordelijkheid.
En hij voegde eraan toe:
“Technologie, kan het in bepaalde omstandigheden het mogelijk maken om de verantwoorde kwaliteit van de seksuele daad beschermen, zelfs in de beslissing om niet te verwekken, voor alle redenen die Paulus VI, en zelfs daarvoor Pius XII reeds aangaven als ‘plausibele redenen’ voor het vermijden van de conceptie van een kind. Technologie [kunstmatige contraceptie] kan volgens mij niet a priori afgewezen worden, wanneer de geboorte van een kind op het spel staat, omdat technologie een vorm van handelen is, en dus vereist dit onderscheiding op basis van deze omstandigheden, één echter die onreduceerbaar is tot een materiële interpretatie van de norm. In de bovenvernoemde omstandigheden zou een artificiële methode voor de geboorteregeling erkend kunnen worden als een daad van verantwoordelijkheid die uitgevoerd wordt, niet om het geschenk van een kind radicaal af te wijzen, maar omdat in deze situaties, verantwoordelijkheid het koppel en de familie oproept tot andere vormen van verwelkomen en gastvrijheid.”
Waar deze man het op laat neerkomen is dit: hertrouwde gescheidenen kunnen, om geen kinderen te hoeven verwekken, hun toevlucht nemen tot anticonceptie. Dit is zeggen tegen mensen die in zonde leven: doe maar nog meer zonde! Dit is het goedpraten van twee zonden tegelijkertijd, het aanmoedigen van mensen om het pad naar de Hel te kiezen, en dit door een zogezegd lid van de Pauselijke Academie voor het Leven. Hertrouwde gescheidenen mogen in geen geval seksueel contact hebben, anders begaan ze een doodzonde.
Humanae Vitae:
PARAGRAAF 7 – Trouw aan het plan van God
Men wijst er immers terecht op, dat een huwelijksdaad die aan de partner wordt opgedrongen zonder met zijn situatie en zijn rechtmatige verlangens rekening te houden geen echte daad van liefde is en bijgevolg in strijd is met de eisen van een juiste morele orde in de betrekkingen tussen de echtgenoten. Evenzo zal men, als men er goed over nadenkt, moeten erkennen, dat de daad van wederzijdse liefde die schade toebrengt aan het vermogen tot voortplanting van het leven, dat de goddelijke Schepper volgens bijzondere wetten daarin heeft vastgelegd, in tegenspraak is zowel met het goddelijk plan waarnaar het huwelijk is gevormd als met de wil van de Oorsprong van het menselijk leven. Wanneer men daarom van dit geschenk van God gebruik maakt en, al is het maar gedeeltelijk, de betekenis en -doelstelling eraan ontneemt, gaat men in tegen de natuur van de man en de vrouw en tegen beider innige band en daarmee is men tevens in strijd met het plan van God en zijn heilige wil. […]
PARAGRAAF 8 – Ongeoorloofde middelen ter geboorteregeling
Steunend op deze grondbeginselen van de menselijke en christelijke huwelijksleer moeten wij dan ook opnieuw verklaren, dat de directe onderbreking van het reeds begonnen voortplantingsproces, en vooral de rechtstreeks gewilde abortus, ook als deze om therapeutische redenen wordt verricht, als geoorloofd middel ter geboortenregeling geheel en al te verwerpen is.
Evenzo moet, zoals het kerkelijk leergezag herhaaldelijk heeft verklaard, de rechtstreekse, hetzij blijvende hetzij tijdelijke, sterilisatie van de man of van de vrouw worden veroordeeld.
Is evenzo te verwerpen elke handeling die zich, hetzij voorafgaande aan de huwelijksgemeenschap, hetzij tijdens de voltrekking ervan, hetzij bij het verloop van haar natuurlijke gevolgen, het verhinderen van de voortplanting ten doel zou stellen of als middel zou aanwenden.En om deze opzettelijk van hun vruchtbaarheid beroofde huwelijksdaden te rechtvaardigen, mag men niet als geldige reden het beginsel aanvoeren, dat een geringer kwaad te verkiezen is; en evenmin dat deze daden één geheel zouden vormen met de voorafgaande of nog volgende vruchtbare daden en zo met deze zouden delen in één en dezelfde morele goedheid. Want al kan het in werkelijkheid soms geoorloofd zijn een geringer moreel kwaad toe te laten om een groter kwaad te vermijden of om een hoger goed te bevorderen, nooit is het echter geoorloofd, zelfs niet om zeer ernstige redenen, het kwade te doen, opdat het goede daaruit zou volgen: dat wil zeggen, dat men niet positief mag willen, wat in zijn wezen een overtreding van de morele orde betekent en dus mensonwaardig is, ook al bedoelt men daarmee het welzijn van het individu, van het gezin of van de maatschappij te verdedigen en te bevorderen. Het is dus een volkomen dwaling te menen, dat de opzettelijk van haar vruchtbaarheid beroofde en daarmee van binnen uit onbetamelijke huwelijksdaad krachtens het geheel van een vruchtbaar huwelijksleven zou kunnen worden goedgevonden.
Catechismus van de Katholieke Kerk (nr. 2366):
De vruchtbaarheid is een gave en een doel van het huwelijk, want de echtelijke liefde streeft er van nature naar vruchtbaar te zijn. Het kind komt niet van buitenaf als een toevoegsel aan de wederzijdse liefde van de echtgenoten; het ontstaat in het hart zelf van deze wederzijdse gave, waarvan het een vrucht en een voltooiing is. De Kerk “kiest partij voor het leven” en houdt voor “dat elke huwelijksdaad open moet blijven voor het doorgeven van het leven.” Deze leer, die herhaaldelijk door het kerkelijk leergezag werd uiteengezet, steunt op de onverbreekbare band, die God heeft gewild en die de mens op eigen initiatief niet mag verbreken: de band namelijk tussen de twee betekenissen van de huwelijksdaad: vereniging en voortplanting.”