Laten we ons in deze Vastentijd herbronnen aan de H. Eucharistie, het Allerheiligste Sacrament des Altaars, dat voor iedere Christen bron en hoogtepunt van z’n leven zou moeten zijn.
Als men een kerk binnenkomt, dan zou het tabernakel de centrale plaats moeten innemen, en zou onze eerste blik richting het tabernakel moeten zijn, waar Christus tegenwoordig is onder de gedaanten van Brood en Wijn. Het tabernakel is zijn verblijfplaats op aarde, in zijn heiligdommen: de katholieke kerken. Wie al eens een protestantse kerk is binnengestapt, ziet daar direct een enorm contrast: het is er zo leeg. Geen aanwezigheid van Christus in het H. Sacrament; geen altaar, geen tabernakel, geen glasramen, heiligenbeelden, en zelfs geen corpus op het kruis. Niets.
Maar een katholiek kerkgebouw is een heiligdom ter ere van God, waar God verblijft. Kerkgebouwen zijn vaak in kruisvorm gebouwd. In veel kerken heb je ook heiligenbeelden, een beeld van het H. Hart van Jezus, een beeld van Onze Lieve Vrouw,… En misschien ook een relikwie van een heilige die men kan vereren. Maar dit alles is bijkomstig: de essentie is Jezus in het H. Sacrament, verblijvend in het tabernakel.

Daarom is het gepast om te knielen als men binnenkomt in de kerk, of tenminste een (knie)buiging te maken. Zovelen knielen of buigen niet vóór het tabernakel bij het binnenkomen of buitengaan, noch bij het passeren voorbij het altaar. Terwijl God daar wel aanwezig is. Door te knielen (of te buigen) tonen we dat we niet de gelijke zijn van Christus, van God, maar slechts een nietig schepsel, en tonen we vol ontzag onze eerbied en liefde voor Hem. Ook de Engelen zouden niet blijven staan vóór God.
In het Oud Testament werd ieder die oneerbiedig was in het Heilige der Heiligen in de Tent (in de woestijn), of daar ongevraagd of onvoorbereid binnen ging, terplekke met de dood bestraft. En dat Allerheiligste (in de Verbondsark) was slechts de voorafbeelding van Christus in het H. Sacrament. Dat geeft te denken! De H. Pater Pio heeft ooit nog verhaald over een pater die in het Vagevuur was (en hem om gebed kwam smeken) omdat hij oneerbiedig was geweest voor de Heer in het tabernakel, en er voorbij was gegaan alsof Hij er niet aanwezig was.

Dat de brandende lamp naast het tabernakel ons mag herinneren aan de vuurkolom van God bij de tent, in de woestijn: aan zijn tegenwoordigheid. De H. Mis werd trouwens talloze malen voorzegd in het Oud Testament. Graag verwijzen wij daarvoor naar het laatste artikel van Hubert Luns hierover: De Eucharistie vanuit Oudtestamentische Tijden
Welk een rijkdom om Jezus-Hostie te ontvangen, om zo zelf een levende Hostie te worden, een woning voor God die in onze ziel schreidt beladen met goud, wierook en mirre! Dit belangrijke zich steeds herhalende evenement werd reeds voorzegd in het Oude Testament. Hoe kan het ook anders? Psalm 136:25 leest in gewijzigde punctuatie: “Jahwe geeft alle volken het brood dat vlees is.” De Joodse Moshje de Prediker merkt daarbij op, heenwijzend naar Psalm 34:9: “Proef en zie hoe goed Jahwe is. Want het brood dat Hij allen geeft, is zijn eigen vlees. En terwijl de smaak brood aankondigt, is het in vlees veranderd.”

Christus komt in iedere H. Mis tegenwoordig op het altaar, tijdens de consecratie. Als de priester de consecratiewoorden uitspreekt, vindt de transsubstantiatie plaats: dit is de verandering van de brood en de wijn in het Lichaam en het Bloed van de Heer. Het brood en de wijn houdt dan op brood en wijn te zijn: het is het Lichaam en het Bloed van Jezus, onder de ogenschijnlijke gedaante van brood en wijn. Het ziet er dus uit als brood en wijn, maar het is in wezen geen brood en wijn meer. De H. Mis is het Onbloedig Kruisoffer, waardoor wij in de geest 2000 jaar terug naar Golgotha worden gebracht; het is de vernieuwing van zijn Kruisoffer, maar dan op onbloedige wijze (wij zien nl. geen bloedige Jezus op het altaar, in de handen van de priester).
Jezus stierf voor ons op het kruis, om ons te verlossen van onze zonden, en ons de toegang tot de Hemel te openen. Want wat is onze bestemming? Wat is het doel van ons leven hier op aarde? Rijkdom vergaren? Wereldse roem en eer ontvangen? Aards genot, vertier en plezier? Neen: het is eeuwig gelukkig zijn bij en in God, in een eeuwige aanbidding en dienst van God. Wij zijn slechts een arm, zondig en leeg vat, dat enkel door God kan opgevuld en vervuld worden, waardoor wij werkelijk gelukkig kunnen zijn. Het ware geluk is een Hemels geluk, en enkel God – door zijn zoon Jezus Christus, die voor ons mens werd, kan ons dit geluk geven. De H. Veronica Giuliani zegt over dat Hemels geluk, welke zij in een extatisch visioen reeds mocht ervaren:
“Ik heb de Liefde ervaren. Mijn ziel is ondergedompeld in de immensiteit van deze zee. Ik was geabsorbeerd in God. God werd mijn geheugen, God werd mijn geest, God werd mijn wil. God is volledig in de ziel, en de gehele ziel is in God. Ik wist niet of ik in de Hemel was, of op aarde. Ik was in een toestand van extreme kennis van mijzelf. Dus het voelde alsof ik de smerigste worm was op het aanschijn der aarde. Ik wist dat ik niets was. Dit gevoel bevorderde mijn besef van mijn ondankbaarheid tegenover God. Een God die zo weldadig, zo barmhartig is. Hij is herhaaldelijk beledigd door een ondankbaar schepsel zoals mijzelf. O de Liefde! O Liefde, zo weinig gekend door de schepselen, en door mij in het bijzonder. De ziel blijft ondergedompeld in God, tot het punt waarop ze tot zichzelf terugkeert, er een gevoel van walging tegenover aardse dingen in blijft. O hoeveel lijdt de ziel die zichzelf gevangen ziet in dit sterfelijk lichaam!”
Het ontvangen van de H. Communie is een voorafbeelding van het Hemels Bruiloftsmaal, waar Christus volkomen in ons zal zijn, en wij in Hem geheel ondergedompeld zullen zijn, als in een zee van liefde. Dat is de Hemel.
Omwille van Zijn mateloze en eindeloze Liefde stierf Jezus voor ons aan het Kruis, en omwille van een mateloze en eindeloze liefde herhaalt Hij dit Kruisoffer in elke heilige Mis – het heilig Misoffer of het onbloedig Kruisoffer, waar Hij tijdens de consecratie tegenwoordig komt onder de gedaanten van brood en wijn, die dan zijn Lichaam en Bloed geworden zijn. Als de priester de woorden “DIT IS MIJN LICHAAM” uitspreekt, dan spreekt hij Jezus’ woorden uit, en dan wordt het brood zijn Lichaam. Het wordt zijn Hart.
Jezus zegt dus eigenlijk: “Dit is mijn Hart waarmee ik jou zo bemin,” en Hij geeft zijn Hart aan ons in de H. Communie. Jezus verbergt zijn Godheid én zijn Mensheid zo dat wij enkel Brood en Wijn zien. Zo graag ziet Hij ons, dat Hij op een heel zachte en voorzichtige manier tot ons wil komen, zodat wij niet bevreesd zouden zijn om tot Hem te naderen en Hem op te nemen in ons lichaam en onze ziel, ons met Hem te verenigen in de H. Communie. In de Hof van Olijven heeft hij zodanig geleden door het aanschouwen van de zonden, de beledigingen en de heiligschennissen van het H. Sacrament tot het einde van de wereld. Jezus wist hoeveel oneerbiedigheid Hij zou moeten verdragen, en toch zei Hij tegen zijn Hemelse Vader: “Ja! Laat Uw wil maar geschieden!” Hij zou zijn Offer op het Kruis voltrekken, voor ons! Een meest gruwelijke kruisdood. Dankzij die “Ja” zijn wij in staat om Hem nu te ontvangen als troost en heling van onze ziel.” En dankzij Zijn “Ja” kunnen wij verlost worden van onze zonden, gered worden en het eeuwig leven binnengaan. Iedere keer dat het H. Misoffer plaatsvindt, vindt op mysterieuze wijze het Kruisoffer plaats. “Dit is Mijn Lichaam” is als “Zie mij hier hangen aan het Kruis, voor jou! Bezie Mijn Hart dat jou bemint!” En “Dit is Mijn Bloed” is als “Zie het Bloed dat ik tijdens de geseling, de Kruisweg en mijn doodstrijd aan het Kruis heb vergoten, voor jou!” Zijn Hart, dat ons tot het uiterste bemind heeft, werd direct nadat hij was gestorven geopend om het laatste restje bloed dat er nog in was, ook te vergieten. Tot de laatste druppel heeft Hij het vergoten en op de aarde uitgestort, voor onze verlossing. En dat dit gebeurt in iedere H. Mis toont God door Eucharistische mirakelen.
Doorheen de hele kerkgeschiedenis zijn er meer dan 150 Eucharistische mirakelen gebeurd, in alle hoeken van de wereld. En er blijven nieuwe wonderen gebeuren tot op vandaag. Wonderen kunnen verschillend van aard zijn: zo zijn er bloed- en vleeswonderen (Hosties die in vlees veranderen en/of waar bloed uit komt), conserveringswonderen (geconsacreerde Hosties die niet vergaan), brandwonderen (Hosties die onaangeroerd uit het vuur gehaald werden) en boomwonderen (Hosties die in een boom werden gestopt en waar een miraculeus kruis uit groeide of werd gemaakt). Deze mirakelen werden onder meer bijeengebracht door Carlo Acutis zaliger. Zie onder meer deze website.
Ook bij ons in Nederland en België zijn heel wat mirakelen gebeurd, meer dan Acutis heeft samengebracht (7 in België en 11 in Nederland). Sommige devoties worden nog in ere gehouden, andere zijn in de vergetelheid geraakt.
Een voorbeeld is het mirakel van Viversel (1317), een bloedende Hostie die nu in de kathedraal van Hasselt wordt bewaard, en elke donderdag wordt uitgesteld en aanbeden.
In België vonden er mirakelen plaats in Asse (miraculeuze kruisen, 13de eeuw), Viversel (1317), Gent (voormalige Bloedkapel in Ekkergem, 1354), Brussel (1370), Bois-Seigneur-Iscaac (1405), Herentals (1412) en Gent (Putkapel in Sint-Denijs Westrem, 1686). De kruisen in de St. Martinuskerk van Asse zijn nog te bewonderen, alsook het wonder van Viversel in de kathedraal te Hasselt. In Brussel kan men nog de glasramen en tapijten bekijken in de St. Goedelekathedraal, maar niet meer de Hosties. In Bois-Seigneur-Isaac kan men wel nog de bebloede corporaal vereren. In Herentals en in Sint-Denijs-Westrem staat de kapel er nog, maar niet meer toegankelijk en in gebruik.

In Nederland dan, heb je het mirakel van Diever (1217), Meerssen (1225 en 1465), Niervaert (1300), Stiphout (1342), Amsterdam (1345), Middelburg (1373), Boxtel (1380), Boxmeer (1400), Bergen (1421), Alkmaar (1429) en Solwerd (1502). In Boxtel, Boxmeer en Alkmaar kan men de wonderen nog aanschouwen.
Opvallend is dat de meeste mirakels bij ons gebeurden vóór de woelige tijd van de Reformatie (vanaf 1517 en verder), waar de tegenwoordigheid van Jezus in het H. Sacrament door zovelen zou geloochend worden.
Andere mirakels, waaronder die van Lanciano in Italië (750), Buenos Aires (1995) en van Legnica in Polen (2013), werden wetenschappelijk onderzocht. Men kwam van al die mirakels tot slechts één en dezelfde bevinding: het gaat om hartspierweefsel van een man van in de 30 jaar in doodsstrijd, en het bloed heeft bloedgroep AB (typisch voor Joden in het H. Land ca 2000 jaar geleden, zoals gevonden in Joodse skeletten van in die tijd). Bloedgroep AB werd ook gevonden op de Lijkwade van Turijn.
Waarom gebeuren deze wonderen? God laat deze wonderen geschieden om de mensen te helpen te geloven in de Werkelijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in dit Heilig Sacrament. Eén van de gevolgen van een Eucharistisch mirakel is dat het geloof weer toeneemt en de mensen weer meer eerbied hebben voor Jezus in dit Sacrament. Zonder deze wonderen zou het geloof en de liefde voor dit Sacrament reeds lange tijd uitgedoofd zijn, want zij zijn hét bewijs bij uitstek dat Christus letterlijk bedoelde wat hij heeft gezegd in het Evangelie:
Ik ben het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als men van dát brood eet, zal men leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, voor het leven van de wereld.
(Joh. 6, 50-52).
Daarom is het ook zo belangrijk zich goed voor te bereiden op de H. Mis, en het ontvangen van de H. Communie. Het is bekend dat heiligen, zoals de H. Pater Pio, zich lange tijd in gebed voorbereidden op de H. Mis, soms wel urenlang. Vele heiligen waren doordrongen van het besef van hun onwaardigheid om de H. Mis te celebreren. Velen weenden tijdens de H. Mis, en in het bijzonder tijdens de consecratie, waaronder de H. Pater Pio.
Dit zijn echte beelden van de H. Pater Pio tijdens de consecratie. Merk op hoe hij omstreeks de consecratie naar een zakdoek grijpt om zijn tranen af te drogen:
De H. Pièrre-Julien Eymard schreef (Het H. Sacrament Des Altaars, door de Z.E. Pater EYMARD, stichter der Congregatie van het Allerheiligste Sacrament – tweed reeks – De H. Communie, Boekhandel van het Allerh. Sacrament, Brussel, 1903):
Jezus wil zich met elke ziel verenigen en daarom heeft hij de H. Eucharistie ingesteld. Dáár wordt dagelijks de bruiloft van Jezus Christus met de christenziel gevierd. Onze zielen zijn niet alleen tot het feest uitgenodigd, maar om bruiden te worden. Hoe heerlijk is deze uitnodiging, welke het Woord Gods ons met deze woorden doet: “Veni, sponsa, veni, coronaberis“; Kom o mijn ziel, mijn bruid, ontvang van mij de bruiloftskroon. De Heer vraagt ons slechts te willen komen. Hij zelf geeft ons in het H. Sacrament der Biecht het bruiloftskleed. Armen, kreupelen en lammen, allen nodigt Hij uit en zegt hun: “Venite inebriamini,… posui mensam“; komt u elke dag verzadigen met de zuivere wellusten aan mijn feestmaal. De Heer kon ons geen groter eer aandoen. Ik weet het, allen komen niet, en velen door hun fout; nochtans allen worden verzocht. Zij die wettig belet zijn elke dag te komen, dat zij zich verheugen dat andere christenen, meer begunstigd, vaker communiceren; dat zij zich verheugen dat de Heer niet tevergeefs in zijn tabernakel verblijft. Bij het zien van het feest van anderen, denkt op het uwe, dat aanstaande is.
Jezus verenigt de ziel, die communiceert, met zich door een goddelijke band. Het is een contract, vrijwillig aangegaan, tussen Jezus en de ziel; zij verenigen zich met elkander, om slechts één zedelijke persoon uit te maken: contract dat Jezus nooit zal verbreken; het is aan ons er getrouw aan te blijven door een goed geweten en door er getrouw de verplichtingen van te volbrengen.
Hebt gij die getrouwheid niet beloofd? Jezus riep u, om u met Hem te verenigen; uw armoede hield u terug. Jezus heeft u gezegd: “niettegenstaande alles, kom, Ik zal alles voor u zijn.” Bij het zien van zoveel liefde hebt gij, in het vuur der erkentenis, beloofd geheel aan God te zijn; gij hebt u voor immer aan Hem verbonden. Want wie zou aan de Heer durven zeggen: “Ik zal u voor heden getrouw zijn, maar voor later beloof ik U niets”? Neen, men geeft zich voor altijd, tenminste, met het verlangen en met de wil. Ziedaar het contract, Jezus zal er getrouw aan zijn; breek het niet van uwentwege. […]
De ziel verenigt zich zodanig met Jezus Christus dat zij op zekere wijze haar eigen bestaan verliest, om Jezus alleen in haar te laten leven: Vivit vero in me Christus.
Deze vereniging heeft haar graden van innigheid: hoe sterker de liefde is, hoe inniger en nauwer zij is; gelijk twee stukken was zich meer verenigen naarmate zijn vloeiender (en dus warmer) zijn. De ziel gaat in Jezus Christus op, gelijk een druppel water in de oceaan, en een deel ervan wordt: Divinae consortes naturae.
Zeker, Jezus had zich kunnen bepalen met ons enkel de genaden ter zaligheid te geven. Maar Hij zag dat er zielen zouden zijn, die Hem met de toewijding van ware bruiden zouden beminnen, en tot dezen heeft Hij gezegd: “Ik zal mij voor altijd met u verenigen.” Maar als Jezus zich met ons verenigt bij de H. Communie, dan is een enkele communie genoeg; waartoe dan zoveel communiceren?
Ja, zeker, Jezus van zijn kant zou in een enkele keer ons gans en volmaakt met zich kunnen verenigen. Hij verlangt dit zelfs en meet ons de overvloed van zijn genaden niet af. Maar wij van onze kant, zijn zo onvolmaakt, zo koud, dat Jezus die vereniging dikwijls moet vernieuwen, om onze eerste Communie te versterken en te vervolmaken. Jezus bevestigt iedere keer de eerste verbintenis en maakt haar zuiverder en nauwer. Jezus geeft zich niet karig, en het ligt niet aan Hem dat de vereniging niet volmaakt is; wij zelf zijn niet goed genoeg gesteld, en aarzelen ons gans aan Hem te geven.
Eren wij Jezus dus als onze goddelijke Bruidegom; beminnen wij Hem uit heel ons hart. Hoe! Wij, ongetrouwe bruiden, wij hebben gezondigd, waren ontrouw aan onze verbintenissen! Jezus is ons toch blijven beminnen, Hij nodigt ons opnieuw uit ons met Hem te verenigen; Hij vergeet wat wij misdaan hebben, en wij zouden Hem niet beminnen! Wij die alles aan Jezus te danken hebben!
Wij hadden niets en waren niets, Jezus heeft ons bemind, met ons zijn glorie en zijn rijkdommen gedeeld. Beantwoorden wij aan deze liefde door Hem alles terug te geven; als komt het van Hem zonder enige verdienste van onze kant, en door ons zelf aan Hem te geven, als Hem om zoveel titels toebehorend. Indien wij de liefde van Jezus Christus in het H. Sacrament van het Altaar voor ons overwegen, dan zou ons leven slechts een aanhoudende akte van liefde en dankbaarheid moeten wezen.
En, om ons te bewegen tot grotere godsvrucht tijdens de H. Mis, is het goed deze woorden te overwegen van een vrome pastoor uit Gent (Sermoenen van Kannunik d’Hoop, Pastoor-Deken van O.L.V. (St-Pieters) Gent; Verzameld en bewerkt door R. De Steur, onderpastoor van O.L.Vrouw (St. Pieters), Gent, A. Siffer, Drukker, 1900; Imprimatuur: Antonius, bisschop van Gent, 1900):
Ja, Maria woont het Offer van het Kruis bij, niet alleen als Medeofferaarster, maar ook als Offerande. En inderdaad, wanneer zij één voor één al de wonden aanschouwt van dit teder Lichaam, doet iedere wonde haar hart bloeden! Hoort zij de woorden uit de bevende lippen van haar stervend Kind, dan is ieder woord een steek in haar moederhart. Hoewel zij met Hem niet sterft, moet haar tegenwoordigheid bij het Kruis niet een troost, maar integendeel, een marteling genoemd worden. Haar Kind zien sterven moest voor Maria pijnlijker zijn dan de dood zelf, terwijl zij al de pijnen der dood uitstaat zonder te kunnen sterven! Het is ook met deze gevoelens dat wij in de H. Mis moeten tegenwoordig zijn. Wij ook moeten ons als slachtoffers aanzien, en daarom, als wij naar de kerk gaan, zullen wij met de Apostelen zeggen (Joh. XI, 16): Laat ook ons gaan, om met hem te sterven: sterven aan de zonde, sterven aan de ijdelheid der wereld, sterven aan onze kwade genegenheden, sterven aan onze hartstochten, sterven met één woord, aan onszelf, om niet meer te leven dan in en voor Jezus Christus.
O! Maria, gij die dáár zo kloekmoedig bij het Kruis staat, wellicht hebt gij nog grievender hartzeer gevoeld bij het zien dat onze gevoelens zo verschillend zijn van de uwe, wanneer wij het geluk hadden het H. Misoffer bij te wonen. Ach! Voortaan zullen wij u trachten na te volgen; verkrijg ons de genade ons met u te verenigen, om uw Jezus voor onze verzoening aan God op te dragen, ons met u te verenigen om, als levende slachtoffers, voor Deze te sterven, die zo liefderijk voor ons zijn leven ten beste gegeven heeft. Amen.
Lees ook ons artikel: Handleiding voor de huiskapel.