Hoe de encycliek ‘Ut Unum Sint’ van Paus Johannes Paulus II de weg effent voor Bergoglio’s ene-wereldkerk

Image by © Patrick Hertzog/Pool/Reuters/Corbis

Het is jammer dat we dit moeten constateren, maar het zijn keiharde feiten, waar we niet kunnen over heen kijken. Op 24 mei prees Bergoglio de encycliek ‘Ut Unum Sint‘ van Paus Johannes Paulus II, ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van de publicatie ervan. Het is een encycliek over de oecumene en het werken naar een ‘totale eenheid’ van alle Christenen: allen in één kerk, onder één dak, en met één paus. Het document lijkt goed te zijn bedoeld, maar is eigenlijk heel problematisch, en zal ongetwijfeld door Bergoglio aangewend worden om de éne-wereldkerk en de oecumenische ‘Mis’ te promoten.

Opvallend, de door Paus Johannes Paulus II zalig verklaarde Duitse zienster Anna Katharina Emmerick, kreeg begin 19de eeuw verschillende visioenen over de Kerk in de toekomende tijd, die wel erg lijken op de tijd die we nu meemaken:

“Ik zag al deze geestelijken omgeven door een zware mist, die hen als door een muur afscheidde van de Kerk. Ik zag de lauwheid van de plaatselijke geestelijken toenemen en ik zag een grote duisternis ontstaan. Toen verbreidde zich het visioen naar alle kanten. Overal zag ik de katholieke gemeenschappen onderdrukt worden, gekweld, in het nauw gedreven, en beroofd van hun vrijheid. Ik zag dat veel kerken gesloten werden. Ik zag overal veel narigheid. Ik zag oorlogen en bloedvergieten. Maar dit zal niet lang duren.”

Ik zag de kerk der afvalligen geweldig toenemen. Ik zag de duisternis die er van uitging zich in de hele wereld verspreiden, en ik zag veel mensen de wettige Kerk verlaten, en zich tot de andere wenden. Daar is alles veel mooier, veel natuurlijker en beter geordend. Ik zag betreurenswaardige dingen. Men speelde, dronk, kletste, men maakte vrouwen het hof in die kerk, in één woord, men bedreef er allerlei soorten gruwelen.”

De priesters lieten alles toe en lazen de Heilige Mis met veel oneerbiedigheid. Ik zag er maar weinigen, die nog de ware godsvrucht hadden, en de zaken gezond beoordeelden. Dat alles bedroefde mij ten zeerste. Toen bond mijn hemelse Bruidegom mij bij het middel vast, zoals Hij zelf aan de geselkolom werd vastgebonden, en zei: “Zo zal de Kerk nog gebonden worden, zo zal zij worden vastgeklemd, totdat zij zich weer kan oprichten”. Ik zag in de toekomst de godsdienst diep wegzinken. Alleen in enkele haardsteden en in enkele gezinnen hield zij stand. Die heeft God dan ook gespaard voor de rampen van de oorlog.

En over de enewereldkerk zag zij het volgende:

Zij bouwden een “grote kerk”, vreemd en buitensporig. Iedereen moest er binnengaan en er dezelfde rechten bezitten: lutheranen, katholieken, en sekten van allerlei aard. Het moest een ware “gemeenschap der ontheiligden” zijn, waar slechts één herder en één kudde zou zijn. Er moest ook een ‘paus’ zijn, maar die mocht niets bezitten en hij zou een salaris ontvangen. Alles was van tevoren voorbereid, en heel wat zaken waren al klaar. Maar op de plaats van het altaar was er alleen maar de “gruwel der verwoesting”. Ik zag alles wat overhelt naar het protestantisme steeds meer de overhand krijgen en ik zag de [katholieke] godsdienst steeds meer in verval raken. Er waren in Rome, zelfs onder de prelaten, heel wat personen met weinig katholieke gevoelens, die met succes aan deze zaak werkten (nl. aan de samensmelting der Kerken).”

En nu komt het. De encycliek van Paus Johannes Paulus II gaat net helemaal in die richting. Paus Johannes Paulus II wilde werken aan een oecumene zoals die ook door het Tweede Vaticaans Concilie naar voor werd gebracht. Maar het probleem is dat de ware eenheid niet bestaat in het “versmelten” van diverse afgescheurde kerken, – een soort eenheidssoep – maar de bekering van alle afgescheurde leden tot het katholiek geloof, en de Ene Ware Kerk. Die andere kerken zouden eigenlijk nooit mogen hebben bestaan, omdat die scheuringen er nooit zouden mogen zijn geweest, evenals de ketterijen die vóór of na de scheuring ontstonden in de afgescheurde kerken.

In nummer 67 schreef Paus Johannes Paulus II over de Protestanten:

Terwijl het Decreet Unitatis Redintegratio erop wijst dat de Gemeenschappen van na de Hervorming die “volle eenheid met ons die het gevolg is van het doopsel” missen, stelt het vast, dat “zij vooral door het ontbreken van het wijdingssacrament, niet de authentieke en ongeschonden werkelijkheid van het eucharistisch mysterie bewaard hebben”, hoewel zij “wanneer zij bij het heilig Avondmaal de dood en verrijzenis van onze Heer gedenken, belijden (…) dat het leven in de gemeenschap met Christus tot uitdrukking wordt gebracht en verwachten zij zijn glorievolle wederkomst”.

Het probleem is echter tweeërlei: enerzijds is er inderdaad geen apostolische successie meer, waardoor er geen geldige wijdingen zijn en er dus geen geldige consecratie kan zijn (in de meer behoudensgezinde Lutherse gemeenschappen, en de andere gemeenten is er zelfs helemaal geen wijding meer- de voorganger is gewoon een leek). Maar anderzijds is er bij Protestanten ook geen geloof in de Werkelijke Tegenwoordigheid. Het is maar ‘het avondmaal’, en de Tegenwoordigheid van de Heer zien zij eerder symbolisch, of geestelijk.

In nummer 77 schreef hij:

We kunnen ons nu de vraag stellen hoe lang de tocht is die ons scheidt van die zegenrijke dag wanneer de volledige eenheid in het geloof zal worden bereikt en we samen in vrede de heilige eucharistie van de Heer kunnen vieren. Het grotere wederzijdse begrip en de leerstellige overeenkomsten die we al hebben bereikt, en die geresulteerd hebben in een affectieve en effectieve groei van de gemeenschap, kunnen niet voldoende zijn voor het geweten van de christenen die belijden dat de Kerk één, heilig, katholiek en apostolisch is. Het uiteindelijke doel van de oecumenische beweging is het herstel van de volledige zichtbare eenheid onder alle gedoopten.

Met het oog op dit doel zijn alle resultaten tot nog toe slechts een etappe van de reis, hoe beloftevol en positief ook.

In nr. 78 schreef hij:

Vanuit deze fundamentele maar gedeeltelijke eenheid moet men nu voortgaan naar de noodzakelijke en toereikende zichtbare eenheid, die op een werkelijke en concrete manier gestalte krijgt, opdat de christenen waarachtig een teken worden van die volledige eenheid in de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk die haar uitdrukking zal vinden in de gemeenschappelijke viering van de eucharistie.

Johannes Paulus II vertelde er wel bij dat men moest blijven vasthouden aan de ware leer over de Eucharistie en zinspeelde wat op een zekere bekering tot de katholieke geloofsovertuiging, maar als men met orthodoxen, katholieken en protestanten één liturgie wil brengen, dan kan het bijna niet anders dan dat daaraan zal gefoefeld worden. Bepaalde orthodoxe kerken hebben totaal andere ‘consecratiewoorden’ dan welke de Katholieke Kerk gebruikt, en de protestanten geloven dan niet in de werkelijke tegenwoordigheid. Om allen tevreden te stellen, zal wellicht een wijziging aangebracht worden aan de consecratiewoorden. En dat is wat Bergoglio zal doen – en het is ook zo voorzegd.

Verder schreef hij in nr. 78:

In de oecumenische beweging koesteren niet alleen de katholieke Kerk en de orthodoxe Kerken deze veeleisende opvatting van de door God gewilde eenheid. Het streven naar een dergelijke eenheid wordt ook door anderen tot uitdrukking gebracht. Oecumene houdt in dat de christelijke Gemeenschappen elkaar helpen, opdat er in hen de volledige inhoud en alle vereisten van “het erfgoed dat de apostelen hebben overgeleverd” aanwezig zijn. Als die afwezig zijn zal volledige gemeenschap nooit mogelijk zijn. Deze wederzijdse hulp bij het zoeken naar de waarheid is een uitmuntende vorm van evangelische liefde.

Over de nieuwe ‘situatie’ van de paus, bij een samengesmolten nieuwe kerk, schreef hij in nr. 95:

Wat de eenheid van alle christelijke Gemeenschappen aangaat hoort natuurlijk tot het terrein van de zorgen van het primaat [d.i. de paus, nvdr]. Als bisschop van Rome weet ik heel goed, en ik heb het in deze encycliek opnieuw bevestigd, dat de volle en zichtbare gemeenschap van alle Gemeenschappen, waarin krachtens de trouw van God zijn geest woont, de brandende wens van Christus is. Ik ben ervan overtuigd dienaangaande een bijzondere verantwoordelijkheid te hebben, vooral wanneer ik het oecumenische verlangen van de meeste christelijke Gemeenschappen constateer en het aan mij gerichte verzoek hoor om een vorm te vinden voor de uitoefening van het primaat die weliswaar geenszins afziet van het essentiële van haar zending, maar die zich openstelt voor een nieuwe situatie.

Hier spreekt hij dus over een paus in een nieuwe situatie – als alle kerken zullen verenigd worden onder één dak. Dat doet ons denken aan de paus van de buitensporige grote kerk uit het visioen van A.K. Emmerick. Dit is toch allemaal heel problematisch.

Verder schreef Paus Johannes Paulus II dat de resultaten van de dialoog aan streng oordeel moeten onderworpen worden:

Terwijl de dialoog verder gaat over nieuwe onderwerpen of zich ontwikkelt op diepere niveaus, ligt er een nieuwe taak voor ons: het aannemen van de reeds bereikte resultaten. Zij mogen niet slechts de verklaringen blijven van tweezijdige commissies maar moeten een gemeenschappelijk erfgoed worden. Om dit te verwezenlijken en om de banden van de gemeenschap zo te versterken moet een ernstig onderzoek worden gedaan dat het hele Volk van God moet omvatten, op verschillende manieren en op allerlei niveaus van verantwoordelijkheid. We zijn in feite bezig met kwesties die dikwijls geloofszaken zijn, en deze hebben algemene instemming nodig, van de bisschoppen tot de lekengelovigen, die allen de zalving van de heilige Geest hebben ontvangen. Het is dezelfde Geest die het Leergezag bijstaat en die de sensus fidei opwekt.

Daarom is voor de aanvaarding van de resultaten van de dialoog een breed en nauwkeurig proces nodig dat de resultaten ontleedt en hun overeenstemming met de geloofstraditie streng toetst, die wij van de apostelen hebben ontvangen en die wij beleven in de gemeenschap van gelovigen, verzameld rond de bisschop, haar rechtmatige herder.

Dit proces moet uitgevoerd worden met wijsheid en in een geest van geloof, en zal dan bijgestaan worden door de heilige Geest. Om succesvol te zijn zullen de resultaten ervan bekend moeten worden gemaakt op gepaste wijze, door kundige personen. Belangrijk is in dit verband de bijdrage van theologen en theologische faculteiten: zij worden opgeroepen om die te leveren door het vervullen van hun charisma in de Kerk. Het is ook duidelijk dat de oecumenische commissies met betrekking hiertoe zeer bijzondere verantwoordelijkheden en taken hebben.Het hele proces wordt gevolgd en aangemoedigd door de bisschoppen en de Heilige Stoel. Het is aan het leergezag om een definitief oordeel uit te spreken.

Het probleem is dat het Vaticaan nu vol modernisten/afvalligen zit. Op 15 juni gaat Kardinaal Sarah, de Prefect van de Congregatie van de Goddelijke Eredienst en de Sacramenten, op pensioen, en zal er wellicht een modernist in zijn plaats komen. Als modernisten het roer overgenomen hebben, dan zal de ‘toetsing’ uiteraard op een heel andere manier gebeuren.

Over gemeenschappelijke ‘martelaren’ schreef hij in nr. 83 en 84:

Ik heb de wil van de Vader genoemd en de geestelijke ruimte waarin iedere gemeenschap de oproep hoort om de hindernissen voor de eenheid te overwinnen. Alle christelijke Gemeenschappen weten dat, dankzij de macht die aan de Geest gegeven is, het gehoorzamen aan die wil en het overwinnen van die hindernissen niet buiten hun bereik liggen. In feite hebben ze allemaal martelaren voor het christelijk geloof. Ondanks de tragedie van onze verdeeldheden hebben deze broeders in zichzelf een zo radicale en absolute toewijding aan Christus en aan de Vader bewaard dat zij konden gaan tot het vergieten van hun bloed toe. Maar staat deze zelfde toewijding niet in het hart van wat ik een “dialoog van de bekering” heb genoemd? Is het niet juist deze dialoog die duidelijk laat zien dat een steeds intensere ervaring nodig is van de waarheid, wil men de volledige gemeenschap bereiken?

 

In een theocentrische visie hebben wij christenen reeds een gemeenschappelijk Martyrologium. Dit bevat ook de martelaren van onze eeuw, talrijker dan men zou denken, en het laat zien hoe op een diep niveau God de gemeenschap onder de gedoopten bewaart in de hoogste eis van het geloof, die zij lieten zien in het offer van hun leven.

Het feit dat men kan sterven voor het geloof toont aan dat andere eisen van het geloof ook kunnen worden beantwoord. Ik heb al opgemerkt – met diepe vreugde – hoe er een onvolmaakte maar echte gemeenschap is bewaard en aan het groeien is op veel niveaus van het kerkelijk leven. Ik voeg er nu aan toe dat deze gemeenschap reeds volmaakt is in wat we allemaal beschouwen als het hoogtepunt van het christelijk leven, het martelaarschap, de waarachtigste gemeenschap die mogelijk is met Christus die zijn Bloed vergoot, en die door dit offer hen die eens ver weg waren, nabij brengt.

Terwijl voor alle christelijke Gemeenschappen de martelaren het bewijs vormen van de kracht van de genade, zijn zij niet de enigen die getuigenis afleggen van die macht. Hoewel op onzichtbare wijze, is de communio tussen onze gemeenschappen, zij het nog onvolledig, werkelijk en stevig gevestigd op de volle gemeenschap van de heiligen – van hen die aan het einde van een leven dat trouw was aan de genade, in gemeenschap zijn met Christus in heerlijkheid. Deze heiligen komen van alle Kerken en kerkelijke Gemeenschappen die hun toegang gaven tot de gemeenschap van de verlossing.

Dit vormt nóg een probleem. In de Katholieke Kerk hebben wij de heilige martelaren die wij aanroepen, vanwege hun trouw aan het Katholieke Geloof tot in de bloedige marteldood. Indien we nu Protestantse of gelijkaardige ‘martelaren’ (bvb. diegenen die tijdens de Inquisitie op de brandstapel eindigden omwille van zware ketterij tegen het Katholiek Geloof), en Katholieke martelaren – die bvb. ook door de handen van Protestanten werden gedood, zoals de Martelaren van Gorkum; dan wordt toch onwillekeurig afbreuk gedaan aan het Katholiek geloof – dat het enige échte ware geloof is (met z’n HH. Sacramenten etc.)? Er is toch een reden waarom de Katholieke Kerk de ‘protestantse heiligen’ niet in de heiligenkalender plaatst? Dit zijn, hoe goed bedoeld ook door de Paus, toch wel heel problematische stellingen.

En Bergoglio zal dit document – van de door hem heilig verklaarde Paus Johannes Paulus II – ongetwijfeld gebruiken om te voltooien wat het Tweede Vaticaans Concilie in gang heeft gezet: de ene-wereldkerk met een gezamenlijke ‘eucharistie,’ maar het zal allemaal een leugen zijn. Anna Katharina Emmerick heeft het voorzegd, en het staat ook voorspeld in o.a. de boodschappen van het Boek der Waarheid. Een gewaarschuwd mens is er twee waard.