Op 2 februari 2023, Lichtmis, zou een Spaanssprekende kloosterzuster uit Colombia tijdens de H. Mis een verschijning/visioen hebben gehad van Paus Benedictus XVI, en daarna ’s avonds nog een visioen, waarin Benedictus zijn échte testament (of: deel 2 ervan) bekendmaakt en de ware toestand in het Vaticaan onthult. Op 7 februari werd het bekend gemaakt door Radio Rosa Mistica Colombia, een beetje verwant aan Radio Domina Nostra van Don Minutella. Later werd dit vertaald naar het Duits door ‘Apostel der Eintzeit’. Dit visioen is uiteraard niet verder onderzocht of goedgekeurd door de Kerk. Over de precieze identiteit of het leven van de zuster in kwestie is niets geweten. Maar we veronderstellen dat de Colombiaanse radiopresentator wel contacten heeft, en zijn bronnen onderzoekt, en niet zomaar zoiets gewichtig zal naar buiten brengen. Ons lijkt het ook authentiek. In dit testament vertelt hij over de staatsgreep in het Vaticaan, en onthult hij hoe Bergoglio werkelijk is; en wat hij vlak voor zijn dood aan hem vertelde. Lees het, en bid om onderscheiding. St. Paulus zegt dat we alles moeten onderscheiden en het goede moeten behouden.
Korte verklaring van de Duitse vertaler:
Dit werd op 2 februari 2023 in Colombia meegedeeld aan zuster Benedicta van het Heilig Kruis, lid van de gemeenschap van de Zusters Franciscanessen van het Heilig Kruis, in de vorm van een dictaat tijdens een verschijning van Paus Benedictus, met het verzoek dit openbaar te maken, in het bijzonder om de Curie van het Vaticaan en het gehele College van Kardinalen hiervan op de hoogte te stellen. Dit is een voorlopige, anonieme vertaling op basis van de audiotekst van de bovengenoemde video van Radio Rosa Mystica, Colombia. De vraag naar de authenticiteit moet worden beantwoord door iedereen die dit postume testament van de in december 2022 overleden paus Benedictus XVI onder ogen krijgt. Er worden feiten in onthuld die deels uiterst schokkend zijn in hun demonische kwaadaardigheid. Maar het Testament is ook een prachtig getuigenis van een heroïsch geloof in Jezus Christus, de Enige Weg, de Enige Verlosser, dat ons allen, naar Gods wil, moet aanzetten tot navolging. De duidelijke verwijzing van paus Benedictus XVI in verschillende zinnen naar het Mysterium Iniquitatis, het mysterie van de goddeloosheid, dat nu na zijn dood, die van de laatste paus, zijn gang zal gaan, alsmede het getuigenis van de soevereine leiding van de Kerk in deze tijd van beproeving door Onze Heer Jezus Christus, “die alles onder controle heeft”, bereiden ons voor op de eindstrijd tussen goed en kwaad, die zal eindigen met de triomf van de uitverkorenen, de triomf van het Onbevlekt Hart van Maria.
Eerste visioen van zuster Benedicta van het Heilig Kruis, van 2 februari 2023, het feest van Lichtmis, tijdens de H. Mis:
Terwijl de priester de gaven van brood en wijn bewierookte verzwond alles voor mijn ogen en wat ik zag was Paus Benedictus XVI. Hij was in witte en gouden gewaden gekleed; hij bewierookte de offergaven en het altaar, en dan draaide hij zich om, om het volk te bewieroken. Zo kon ik hem duidelijk zien; daarvoor zag ik enkel zijn rug. Hij celebreerde de Traditionele Latijnse Mis. Zijn gewaad was stralend wit, en op zijn borst droeg hij een pectoraalkruis met smaragden. Op zijn kazuifel waren met zilver geborduurde leliën, en de heilige harten van Jezus, Maria en Jozef in goudbrokaat verstrengeld met elkaar. Ik was geschokt om Paus Benedictus XVI in heel zijn pracht te zien; geheel het tegenovergestelde van hoe ik hem eerder in mijn dromen gezien had. Het was toen de dag van zijn begrafenis; hij was gekleed als een paus, maar hij straalde niet; hij was als een gewone mens, getekend door de leeftijd. Maar vandaag zag ik hem anders, ik zag hem in volle pracht, verjongd, vol levenskracht. Alles aan hem scheen, alsof hij vanbinnen uit met licht doorstraald werd. Zijn gezicht paste bij dat van jonge, maar toch volwassen mensen. Hij keek zeer geconcentreerd. Dan hoorde ik Paus Benedictus XVI de woorden van de canon in perfect Latijn uitspreken, in de ritus van de Tradtionele Tridentijnse Mis. De kapel was gevuld met wierook, van exquise kleur, met een zeer geurig mengsel van mirre. Er hing een gevoel van heiligheid in de lucht.
Ik denk dat alle aanwezigen dezelfde waarneming hadden. Er was een heilige vrees voor God. We waren allemaal vervuld van ontzag. Het was heel plechtig toen paus Benedictus XVI de Heilige Hostie ophief die was omgevormd tot het Lichaam van de Heer. Ik zag veel wierook opstijgen naar de Hemel. Aan de ene kant van het altaar stond een engel. Hij was koninklijk gekleed en machtig, met een gouden kelk in zijn hand. Deze kelk stroomde over van wierook en steeg op naar de troon van God. Nog steeds in extase keek ik omhoog en daar waren drie gouden nissen met edelstenen. In de rechter nis herkende ik de heilige Augustinus van Hippo en in de linker de heilige Bonaventura, een heilige uit onze Franciscaanse Orde. Beiden zijn Leraars van de Kerk. De nis in het midden was leeg, en ik zag paus Benedictus XVI omhoog zweven om in die nis plaats te nemen. Ik zag hoe de engel het altaar vulde met een grote hoeveelheid wierook, en toen zag ik hoe hij paus Benedictus XVI en de andere heiligen die bij hem waren wijdde. Voor elk wierookvat boog de engel.
Toen zag ik dat paus Benedictus XVI zijn kalot uittrok en zich opofferde aan God. Toen boog hij zijn blik naar beneden naar zijn voeten, er kwam zoiets als een spiegel tevoorschijn waardoor hij naar de koepel van de Sint-Pietersbasiliek keek. Ik zag dat hij naar de hele kerk keek en dat hij zijn gezicht bedekte met zijn handen, net als de twee andere heiligen naast hem, de heilige Augustinus van Hippo en de heilige Bonaventura. Het was alsof ze zich schaamden om te zien wat er in de kerk gebeurde. De priester kwam naar me toe om me de communie te geven. Ik was nog steeds in extase, maar ik zag de priester niet, ik zag Benedictus XVI. Toen hij naderde, zei ik: “Heilige Vader” en ontving de communie. Toen viel ik in een soort geestelijke rust. Ik bleef herhalen: “Heilige Vader, Heilige Vader”. Toen ik bijkwam, moest ik naar mijn cel geholpen worden, want ik voelde me flauw en beschaamd, want er waren gasten aanwezig bij de H. Mis op 2 februari 2023, en naar wat mij verteld is, waren alle aanwezigen zich bewust van de extase die ik had. Voor een gewoon mens als ik gaan zulke bovennatuurlijke gebeurtenissen onze krachten te boven. Velen hebben geen idee hoezeer men lijdt onder deze bovennatuurlijke genaden.
Op dezelfde dag, 2 februari 2023, om 23.00 uur, verscheen Paus Benedictus XVI opnieuw aan Zr. Benedicta.
Deze keer zag ik hem in mijn cel, met zijn witte pauselijke gewaad aan, zijn prachtige smaragden kruis op zijn borst, zijn vissersring en zijn zeer felrode schoenen. Hij zat op een stoel die ik naast mijn bed heb staan, maar de stoel zag er niet echt uit, het was een hoge stoel, wit bekleed, het hout dat hem sierde was fijn gesneden en goudkleurig, heel elegant en sober, het geheel schitterde met een stralende gloed. Het wit was zeer intens en zijn huid was rozig. Zijn gezicht was gezond, uitgerust en fris, met een onwankelbare kalmte.
Ik riep: Uwe Heiligheid, bent u het? Ik was nog niet helemaal hersteld. Ik hoorde hem bidden in het Latijn met een sonore stem. Het leek wel een gebed voor de Kerk. Zijn uitspraak was perfect, wat een geweldige Latinist! Hij keek me aan, glimlachte en zei: “Laudetur Jezus Christus“. Ik antwoordde: In saecula saeculorum. Hij vervolgde:
“Sta op, want onze Heer wil dat je schrijft wat men na mijn dood wilde verbergen. Het is noodzakelijk dat je dat doet, en ik heb veel te zeggen.”
Zijne Heiligheid sprak tot mij in het Latijn en ik verstond hem in perfect Spaans. Enige tijd geleden sprak een andere heilige tot mij in het Frans en ik verstond hem in het Spaans. Hoe doe je dat? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik begrijp wat ze me vertellen. Dus ging ik met moeite zitten en nam papier en pen om te schrijven. Paus Benedictus XVI zei tegen me:
“Het verhaal is lang, en wat ik ga vertellen zal een orkaan veroorzaken die de Kerk op haar grondvesten zal doen schudden, vooral de centrale regering, de Curie van het Vaticaan. Mijn vijanden hebben het gevoel gewonnen te hebben door hun successen, maar hun vreugde zal niet lang duren. Ze zeggen onder elkaar: we hebben hem eindelijk het zwijgen opgelegd. Zijn stem had onze belangen geschaad. Wat een opluchting! Maar ze houden geen rekening met de wil van God. Ze verwachten niet dat ik zal spreken, ze denken niet aan die mogelijkheid, ze denken dat de doden niet spreken, maar ze vergeten dat God rechtvaardig is en hen soms, zoals in mijn geval, laat spreken, ook al is het vanuit de eeuwigheid, en laat getuigen van de waarheid die Christus is. Ik ben bij God en leef voor eeuwig en altijd. Onze Heer weet recht te schrijven op kromme lijnen, en hij heeft me toegestaan om me na mijn dood aan verschillende zielen te openbaren, om te getuigen dat er leven is na de dood, en dat hoezeer ze me ook het zwijgen willen opleggen, de waarheid aan het licht zal komen, zij het post mortem.
Tijdens de uitvaartmis van mijn grote vriend Johannes Paulus II voelde ik een grote beroering in mijn hart. Johannes Paulus II had een operatie aan zijn nek ondergaan met als enige doel hem het zwijgen op te leggen en zo zijn gezondheid te verslechteren, om te voorkomen dat hij beslissingen zou nemen die niet strookten met de kerkelijke vrijmetselarij die hoge posities in de centrale regering bekleedde, en niet zoals de media van die tijd beweerden.
Paus Johannes Paulus II had een ander regeringsplan in gedachten, een plan dat niet voorzag in veranderingen tenzij ze noodzakelijk waren. Hij stond aanvankelijk sceptisch tegenover een onderzoek dat was uitgevoerd binnen de Curie van het Vaticaan, een rapport dat zeer belangrijke en compromitterende informatie bevatte die onmiddellijke veranderingen vereiste omdat het de stabiliteit van de Kerk bedreigde, informatie die in detail bekend was bij zijn voorganger, paus Johannes Paulus I, die werd vermoord, niet alleen omdat hij deze informatie kende, maar ook omdat hij een zuivering had ingezet die enkele veranderingen binnen de centrale regering en de Vaticaanse Bank inhield, wat reden genoeg was om hem af te zetten. Pas na de moord veranderde de grote Johannes Paulus II van gedachten. Hij deelde deze informatie met mij en we gingen aan de slag. Op dat moment was ik Prefect van de Congregatie van de Geloofsleer. Helaas ging het niet zoals gepland. De aangerichte schade was onherstelbaar en het was erg ingewikkeld om veel hoge kerkelijke hiërarchen te verwijderen.
En ja, het is waar dat er al enkele stappen waren gezet. De vrijmetselarij, die in het college van kardinalen en in de verschillende dicasterieën overheersend was, had zijn tentakels verspreid via allianties, niet alleen binnen het Vaticaan, maar ook daarbuiten. We deden gewoon wat we konden en niet wat we wilden. Het is erg moeilijk om te werken met een vijandige regering, zoals ik deed, en met weinig bondgenoten, tegenover een meerderheid die openlijk opstaat als relativisme en modernisme, in al zijn schaduwen. We merkten al snel dat er een klimaat van openlijke rebellie en ongehoorzaamheid aan de paus heerste, en dit alles dreigde te leiden tot een groot schisma binnen de Kerk. In de loop van mijn leven, en vooral tijdens mijn pontificaat, heb ik verschrikkelijke en pijnlijke momenten meegemaakt. Sommige daarvan zijn alleen aan God bekend. Men had nooit gedacht dat het kwaad de hoogste niveaus kon bereiken, en nu voelt Satan zich machtig en heer over alles.
Ik had geleerd dat er in het Vaticaan een zeer gevaarlijke maffia is van vrijmetselaarskardinalen die occulte belangen nastreven. Het zijn verraders van de Kerk, die zeer belangrijke posities innemen en bondgenoten creëren om vervolgens de Kerk en het katholieke geloof van binnenuit te vernietigen, kardinalen en bisschoppen die God niet vrezen en zonder geweten zielen in koelen bloede doden, allemaal uit liefde voor macht en geld, en zich steeds verder verwijderen van de ware missie die onze Heer Jezus Christus ons heeft toevertrouwd. Toen ik naar het levenloze lichaam van de grote Johannes Paulus II keek, dacht ik hieraan. En op dat moment, in het diepst van mijn ziel, nam ik het besluit om met emiraat te gaan en me te wijden aan het schrijven van boeken. Ik voelde dat mijn missie volbracht was. Ik had alles gegeven, en op de best mogelijke manier. Bovendien was mijn gezondheid niet best. Ik wilde mijn bijdrage aan de Kerk voortzetten in een rustiger en meer ontspannen positie en me op de achtergrond houden. Ik was ervan overtuigd dat mijn taak erop zat na het overlijden van de Heilige Vader. Maar Gods plannen zijn niet onze plannen, en hij had al voor mij beslist. In het conclaaf, toen ik tijdens de stemming met afschuw besefte dat de keuze zou vallen op mijn arme menselijkheid, zei ik met berusting uit de grond van mijn hart tot God: “Heer, doe mij dit niet aan!”, een zin die vervolgens werd overgenomen door de media, gemanipuleerd door enkele vrijmetselaarskardinalen om alles te verdraaien en tot mijn dood een destructief en vals beeld van mij te fabriceren.
De geruchten gingen onder andere dat ik de wetten van de Kerk zou aanscherpen omdat ik conservatief en traditioneel was, en dat ik me zou verzetten tegen de nieuwe modernistische lucht die toen opkwam, en er werd ook gezegd dat ik een bedreiging was voor hun plannen omdat ik me verzette tegen het relativisme. Toen mij werd gevraagd of ik al dan niet de wil van God aanvaardde, antwoordde ik: “Ja, ik aanvaard de wil van God”. Terwijl alle protocollen werden verwerkt, dacht ik bij mezelf dat er in de groep kardinalen mensen waren die beter gekwalificeerd waren dan ik, maar God koos in zijn goedheid mij uit alle mensen, een eenvoudige en nederige arbeider in de wijngaard van de Heer, een uitdrukking die ik openbaar maakte op de dag van mijn verkiezing tot opvolger van de apostel Petrus. Ik wist heel goed wat mij te wachten stond, en mijn vijanden waren intussen sterker en talrijker geworden. Ik was op de hoogte van enkele dossiers die paus Paulus VI tijdens zijn pontificaat over de Vaticaanse Curie had aangelegd en die wij later samen met mijn voorganger Johannes Paulus II hebben bestudeerd. Mijn wens was een grondige reiniging in gang te zetten, en ik wist dat dit niet gemakkelijk zou zijn, dat er een totale reorganisatie binnen de Vaticaanse Curie zou moeten plaatsvinden. Ik was me ervan bewust dat het me hoogstwaarschijnlijk het leven zou kosten, zoals het mijn voorgangers had gekost, maar ik besloot de moeilijkere weg te nemen, gesteund door de hulp van enkele gelovige mensen.
Daartoe begon ik een in die tijd broodnodige zuivering binnen de Legionairs van Christus en dwong hun stichter, Marcial Maciel, zich terug te trekken uit alle openbare functies. Dat alleen al leverde me veel vijanden op, niet alleen binnen de Kerk maar ook daarbuiten.
Ik wist dat mij de grootste zuivering te wachten stond. Ik kende de Curie van het Vaticaan en alle intriges die daar werden uitgesponnen. Ik wist dat ik niet de favoriete kandidaat was voor de stoel van Petrus, niet vanwege een gebrek aan kwaliteit, maar omdat ik de vrijmetselaars niet zou helpen in hun doelstellingen. In de tussentijd zouden zij de ideale kandidaat voorbereiden volgens hun belangen, ze hadden iemand nodig om te verbranden terwijl ze een kandidaat kozen die in overeenstemming was met de machten, en die noodoplossing was ik. –
Hier zuchtte paus Benedictus diep, en zijn blik was als een eindeloze zee van vrede.
Maar God was in zijn oneindige barmhartigheid jegens zijn Kerk zo goed om het grote mysterie van de ongerechtigheid nog wat langer uit te stellen, want Hij wist dat dit mysterie na mijn dood zou worden onthuld en dat hij in volle vrijheid zou handelen, gesteund door zijn trouwste medewerkers. De grote vernietiger van de Kerk was al op de been, zijn naam werd al gehoord in de gangen en in de verborgen vergaderingen, maar hij moest nog even wachten tot hij goed voorbereid was en het juiste moment kwam, een moment, dat God in zijn goedheid had verlengd dankzij de gebeden van de heiligen en de rechtvaardige zielen in het Mystieke Lichaam van de Kerk, eenvoudige, vreedzame, stille zielen met een onwankelbaar geloof, in staat om hun leven te geven voor Jezus Christus, zielen die niet toegeven aan het kwaad en die weten te onderscheiden waar de fout ligt. Deze zielen zijn geliefd door de Heer en zijn in groten getale aanwezig, ze zijn rustig geordend en vormen een machtig leger dat wandelt aan de hand van de Moeder Gods.”
Toen verscheen er een engelachtige glimlach op het gezicht van paus Benedictus, en hij vervolgde:
“Dat ik een ontoereikend instrument was, was God niet onbekend, want hij geeft zijn kracht en sterkte om het kruis met liefde te dragen, zoals hijzelf heeft gedaan, en dit was een troost voor mijn ziel, die de afwijzing door de meerderheid van de leden van het College van Kardinalen en de burgerlijke autoriteiten al begon te voelen, en zich ervan bewust was dat de strijd nog maar net begonnen was. Mijn lijden als paus begon op de eerste dag van mijn verkiezing. Toen ik op het balkon stapte en het gebrul van een zee van zielen zag, begreep ik mijn lot. God had mij in z’n greep. Toen ik gekleed was als opvolger van Petrus, liep er een rilling over me heen. Door mijn hele lichaam voelde ik me als een mak lam dat naar de slachtbank werd geleid. In de loop van mijn leven ben ik gaan beseffen dat de wegen van de Heer niet gemakkelijk zijn en bezaaid zijn met rozen en distels.
Het is gevaarlijk te geloven dat men elk pad kan kiezen, dat ze allemaal naar de waarheid leiden. Dit is een grote fout van degene die momenteel de Kerk “leidt”. Ik heb het over Franciscus. Hij kan dit soort regime en verdeeldheid binnenin bevorderen. In zekere zin betekent dit het aanvaarden van gemeenschap met het relativisme, een ideologie die ik talloze malen heb veroordeeld, en met revolutionaire ideologieën die de machten van de wereld met geweld proberen op te leggen. De ernstige dwalingen die de Kerk vanaf de ontheiligde troon van Petrus propageert, drijven zielen tot zelfmoord. In een daad van hels geweld is het kwaad al geschied en kan het niet ongedaan worden gemaakt, alleen God kan zijn Kerk redden van de val in de afgrond, en dat had ik al duidelijk gezien tijdens de zittingen van het Tweede Vaticaans Concilie. Daar had ik een visioen van de toekomst van de dwalingen die vanaf dat moment waren ontstaan, dankzij de verkeerde interpretatie van het concilie en de vele paarse wolven die waren geïnfiltreerd, en die zeker waren binnengekomen door de scheuring in de Kerk tijdens het pontificaat van Johannes XXIII.
Mijn hele leven heb ik gestreden tegen het relativisme en in veel van mijn geschriften heb ik dit soort revolutionaire theorieën, die tegen God zijn, veroordeeld. Het bedroefde mij persoonlijk om te zien hoe de meeste kardinalen, op een enkeling na, deze ideologie overnamen. En juist daarom hebben zij gretig gezocht naar hervormingen binnen de Kerk, hervormingen die mijn eliminatie zouden omvatten, want ik was hun grootste obstakel.
Ik had hun grenzeloze haat tegen mij gevoeld, en ware het niet door de barmhartigheid van God, die altijd bij mij was, dan zou ik zeker onder deze aanvallen zijn bezweken. Zij hadden verschillende gelegenheden om mij te vermoorden, maar God bewaarde mij, want mijn uur was nog niet gekomen tot de dag waarop ik uit de weg geruimd zou worden. Ik wist dat met mijn dood de schapen zich zouden verspreiden, maar ik was er zeker van dat de Goddelijke Herder ze in Zijn kudde zou verzamelen. Ik was slechts een instrument in het heilsplan, meer niet, en weldra zou de grote zuivering komen. Het is onze Heer Jezus Christus die werkelijk de baas is over Zijn Kerk. Na mijn dood was er grote verwarring. Op de een of andere manier stond God toe dat de slechtheid van de harten van hen die beweren ware discipelen van Christus te zijn, en die in werkelijkheid de Judas van dit tijdperk worden, nog meer verwarring en verdeeldheid binnen de Kerk veroorzaakten.
Op mijn 95ste verjaardag werd, naast vele andere lasterpraatjes, gezegd: Dit is de paus die geen paus wilde zijn, ik hoorde het zelf live van enkele kardinalen. Ik voelde me moe en uitgeput, ik was beroofd van alle verlichting en comfort. Ik was met onze Heer op de weg naar Calvarië onderweg en omarmde het kruis van de Verlosser. Ik wist dat spoedig mijn uur zou komen, ik ervoer de gevangenis van de eenzaamheid, de angst om niet openlijk te kunnen spreken, behalve via codes en gelijkenissen.
Ik ervoer de gevangenis van bewaking door een gevangenbewaarder waarvan ik wist dat hij niet te vertrouwen was. Ik was overweldigd en zonder troost, maar ik probeerde onze meester zo goed mogelijk te imiteren. En ik weigerde de bittere beker die mij werd aangeboden niet, altijd met de genade van God, met al mijn vertrouwen op Jezus Christus en wantrouwend op mijn eigen kracht. Ik wist dat Judas Iskariot dag en nacht aan mijn zijde stond en dat hij mij spoedig met een verraderlijke kus zou verraden. Toch wees ik hem niet af, want ik zag in alles de hand van God, hoewel ik, als een zachtmoedig lam dat naar de slachtbank wordt geleid, stom was en mijn mond niet opendeed, behalve om te zegenen en te vergeven.
Judas Iskariot was verbaasd over Jezus, de goddelijke Meester, omdat hij niet voldeed aan zijn verwachtingen van een politiek strijder, maar een vredelievend, nederig en zachtmoedig mens was. Op de één of andere manier zag ik mezelf als een afspiegeling van dit beeld, ik was zachtmoedig en nederig, een man van vrede, en dit bracht velen in verwarring die mij uitdaagden. Velen stelden mij op de proef, maar de meest verontrustende was mijn cipier, mijn eigen secretaris.
In het verleden had ik de verschrikkelijke ervaring gehad verraden te worden door mijn vrienden. Mijn cipier deed zich voor als mijn vriend, deed alsof hij berouw had, deed alsof hij aan mijn zijde stond, maar aan het eind van mijn leven was ik begiftigd met een scherp onderscheidingsvermogen van geesten en wist ik dat ik hem en de mensen die dag en nacht met mij leefden niet kon vertrouwen. Mijn gevangenis in ballingschap was het klooster Mater Ecclesiae, en daar was een speciale reden voor. God zag erop toe dat ik binnen was, als zijn rechtmatige herder, en niet buiten, om de Kerk te steunen, om te bidden en te leven in boetedoening, door een schijnbaar verborgen en stil leven, zonder enig comfort behalve de occasionele bezoeken die mijn cipier toestond omdat hij zijn Heer moest gehoorzamen, die erop toezag dat ik geïsoleerd was, verstoken van communicatie met de wereld. Maar ik kon nooit verstoken blijven van communicatie met God. Hoe meer ik leed, hoe dichter ik bij het kloppen van Christus’ hart kwam. Mijn leven werd een voortdurend gebed van voorbede. Ik ontdekte de manier om werkelijk vrij te zijn, en dat was door gebed. Mijn geest was nooit gevangen zoals sommigen willen. Mijn aftakelende lichaam werd gemarteld en behandeld met medicijnen die mijn gezondheid bedreigden in plaats van verbeterden, waardoor ik stukje bij beetje dichter bij de eeuwigheid kwam.
Ik was me bewust van alles wat er om me heen gebeurde. God gaf me in zijn goedheid duidelijkheid, ook al bevond ik me in zo’n pijnlijke situatie. Als de rechtmatige vertegenwoordiger van Christus, de enige Herder, werd ik gevangen gehouden door mijn beulen. Zij die mij op een dag tot herder der herders benoemden, waren dezelfde die mij korte tijd later zouden kruisigen, net zoals het onze Heer Jezus op Palmzondag was overkomen.
Juist in onze menselijke beperkingen en zwakheden zijn wij geroepen om gelijkvormig te worden aan Christus. Met elke minuut die voorbijging kon ik mijn leven duidelijk lezen in het licht van Christus. Stap voor stap zag ik de vervulling van de profetieën, en aan het eind van mijn leven zag ik mezelf meer in de hemel dan op aarde. Ik besefte ten volle dat ik voor de Kerk nuttiger kon zijn als ik naar God ging dan als ik hier in dit tranendal bleef. En deze gedachte alleen al stimuleerde mij om het kruis verder te dragen uit liefde voor Hem die zich volledig aan het kruis gaf uit liefde voor mij. Dit is mijn openbare belijdenis. Ik, Benedictus XVI, Vicaris van Christus, de laatste en wettige opvolger van de apostel Petrus, aan wie de Heer de sleutel tot het Koninkrijk der Hemelen heeft gegeven, ben net als Petrus in de gevangenis gegooid. Omdat ik de waarheid verkondigde, ben ik hatelijk geworden voor de machten van de wereld, die met duidelijke wreedheid mijn lichaam van klei hebben gebroken, maar mijn onsterfelijke geest hebben bevrijd, die nu het gezegende zicht van God geniet, de beloning van hen die trouw blijven aan zijn Zoon Jezus Christus, aan wie alle eer en glorie voor altijd toekomt.
Met snelheid en sluwheid hebben zij een staatsgreep gepleegd en een conclaaf bijeengeroepen om mijn veronderstelde opvolger te kiezen, waarbij mijn gezag werd omzeild. In het conclaaf was er een meerderheid van vrijmetselaarskardinalen, een lang georganiseerde poging om het college van kardinalen te ondermijnen, waarvoor er onweerlegbaar bewijs is met uitgebreide informatie. De infiltratie werd geleid door vrijmetselaarsbondgenoten in de Verenigde Staten en in opdracht van de toenmalige president van dat land, Barak Obama, werd druk uitgeoefend op het conclaaf met de eis mij te vervangen door hun kandidaat omdat de grote elites van de wereld, en China in het bijzonder, dat eisten. Ze hadden de bank van het Vaticaan bevroren en dreigden me zelfs te vermoorden als ik de volgende ochtend niet zou aftreden. Het was een onhoudbare situatie die als een scherp zwaard in mijn ziel dreef.

Het is duidelijk dat de media door het Vaticaan werden gemanipuleerd om mijn imago te vernietigen en de wereld mij te laten haten. Het land van de Verenigde Staten heeft het meest bijgedragen aan mijn staatsgreep. Telkens als ik een woord zei, was er groot tumult onder de kardinalen, vooral onder de Duitse geestelijken, die tot de eersten behoorden die hun hand tegen mij opstaken, en dan zei ik tegen mezelf: een zoon die zijn hand opsteekt tegen zijn vader en een gewelddadig schisma veroorzaakt en andere gemeenschappen aanmoedigt zijn voorbeeld van koppige opstandigheid te volgen. Deze situatie bereikte voor mij zo’n ondraaglijk en ontmoedigend niveau dat de Heilige Geest van God mij in gebed inspireerde om te besluiten mijn Petrusambt op een andere manier voort te zetten, niet zozeer actief en openbaar als wel contemplatief en biddend. Op die manier slaagde ik erin de aandacht binnen het centrale bestuur van de Curie van het Vaticaan van mij af te leiden, zoals zij van mij eisten, en zo het grootste schisma aller tijden af te wenden.
Als opperste Pontifex stond ik alleen, zonder de steun van iemand, behalve van een paar trouwe kardinalen. Opeens was ik alleen met God, en ik besefte dat wanneer menselijke woorden geen effect hebben, er maar één uitweg is: bidden. En dat was wat ik deed. Ik dompelde me onder in gebed, leefde in berouw, wat een marteling was voor mijn modernistische vijanden, de vrienden van de pederastie en al die revolutionaire ideologieën die ingaan tegen Gods wet en de hele christelijke moraal. Ik heb, met de hulp van de goddelijke genade, het bittere in het zoete veranderd en heb voordeel getrokken uit het lijden voor het welzijn van de hele Kerk en haar Mystieke Lichaam dat mij is toevertrouwd. Juist in menselijke zwakheid en beperking zijn wij geroepen te leven in overeenstemming met Christus. Zij manipuleerden de loop van mijn leven en maakten van mij een voor de wereld verachtelijk persoon, die zo snel mogelijk vervangen moest worden. Ze verspreidden het onware gerucht dat ik pedofiele priesters had beschermd, terwijl de werkelijkheid heel anders was.
In navolging van Christus, de goddelijke Meester, zweeg ik en deed mijn mond niet open, ik vertrouwde op de goddelijke interventie, legde mijzelf in de handen van de rechtvaardige Rechter, en als een zachtmoedig lam werd ik naar de slachtbank geleid om mijn bloed te vergieten voor het welzijn van de Kerk. Als een echte voorganger van de katholieke kerk trok ik geen stap terug, ook al werd ik door de gemanipuleerde en royaal betaalde informatie van de diverse media voor een verrader uitgemaakt. Mijn vijanden zeiden dat de Kerk zich met mij zou verharden en dat ik van plan was terug te keren naar het pre-conciliaire tijdperk.
Ik was de meest verguisde en in diskrediet gebrachte paus. Mijn naam veroorzaakte tandengeknars in de gangen van de Vaticaanse Curie. Onder de vele laster die over mij werd verspreid was dat ik een lafaard was die van het kruis af zou komen en voor de wolven zou vluchten. Alles wat ik in het openbaar of privé zei werd verdraaid met als enige bedoeling een staatsgreep te organiseren. Een ander zei: Hij is de slechtste paus die we ooit hebben gehad, en zo boorden één voor één de zwaarden zich in mijn hart. Geconfronteerd met de harde realiteit die ik zag, ging ik mijn weg, en die weg was om Christus te volgen naar Golgotha. De ongehoorzaamheid van het college van kardinalen bereikte zo’n niveau dat ik onmogelijk kon regeren.
Als herder was ik altijd respectvol, hartelijk en beleefd in mijn omgang met iedereen, zonder uitzondering. In ruil daarvoor ontving ik minachting, laster en beledigingen. Mijn zogenaamde persoonlijke secretaris was niet mijn vertrouweling, integendeel, ik wist dat hij niet te vertrouwen was. Hij was mijn beul, een open microfoon voor mijn vijanden. Het was Franciscus die mij in eenzame opsluiting en zware bewaking liet opsluiten. Blijkbaar vreesde hij dat ik iets zou zeggen dat zijn reputatie zou schaden. Hij vreesde dat ik de waarheid openbaar zou maken en zijn geheime plannen om de katholieke kerk te vernietigen zou dwarsbomen. Ik maakte dat duidelijk aan Georg (Gänswein) toen ik hem vertelde: Het lijkt erop dat paus Franciscus mij niet meer vertrouwt.
Zelfs de zorgvuldig geselecteerde en opgeleide nonnen die mij vergezelden waren niet te vertrouwen. Ik voelde me erg eenzaam, ik zat letterlijk in een gevangenis. Meer dan eens huilde ik voor het Heilig Sacrament, keek naar Christus en vroeg om de kracht om niet toe te geven en om de wijsheid om in alle dingen Gods wil te doen.
Mijn secretaris Georg zag het me doen. Het was in het tweede jaar van mijn ballingschap in de gevangenis en precies op de verjaardag van mijn secretaris toen ik deze woorden sprak: Georg, vandaag is een speciale dag voor jou. Hij zei tegen me: Dank u, Uwe Heiligheid, en hij keek me met een gefixeerde blik aan. Ik vervolgde: Je weet dat mijn ware regeringsprogramma niet was om mijn wil te doen, maar om te luisteren naar het woord en de wil van de Heer, samen met de hele Kerk, en door Hem geleid te worden. Hij antwoordde: “Ja, Heilige Vader, dat weet ik.” “Welnu, vandaag wil ik u zeggen dat het onze Heer Jezus Christus is die in dit uur van onze geschiedenis, in dit moment van mijn schijnbare nutteloosheid, de Kerk leidt en tot een gelukkig einde zal brengen, omdat Hij heeft beloofd dat de machten van de hel de Kerk niet zullen overmeesteren. Gelooft u wat ik u vertel?” Hij zei: “Ja, Uwe Heiligheid”, en er ontstond een grote stilte om ons heen en we keken elkaar aan. Voor de eerste en enige keer zag ik in zijn blik een spoor van oprechte vriendschap. Op dat moment bad ik in het diepst van mijn ziel tot de Heer om de bekering van Georg en al mijn vijanden, en ik zei in het diepst van mijn hart: “Heer vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen.”
Ik was zeker in Maria’s school van de stilte, die alles in haar hart bewaarde, en onder de vele dingen die ik in die pijnlijke ballingschap leerde was stilte. Zwijgen is geen zwakte, zwijgen is geen angst of lafheid, zwijgen is de wijsheid van God, het is voorzichtigheid. En de werkelijk wijze persoon is degene die weet hoe en wanneer te zwijgen, niet degene die veel praat. En er zijn momenten waarop de Heilige Geest aanzet tot spreken of zwijgen. Het zwijgen van de rechtvaardigen zet de rechtvaardigheid van God aan tot handelen, want we leggen onszelf in de… in de handen van God, de rechtvaardige rechter. Toen ik mijn pontificaat begon, heb ik duidelijk gemaakt dat ik met de Kerk luister naar Gods Woord, altijd Zijn heilige wil doe, altijd volgzaam ben voor Zijn Woord, altijd bereid om zo vaak als nodig is te vergeven en een tweede kans te geven, want het zijn de zielen die moeten aandringen op een ware herder die altijd het oordeel vermijdt om niet veroordeeld te worden en die bereid is te corrigeren wanneer dat nodig is; en hoewel ik erken dat men menselijk gezien zwakheden heeft, en ik had ze, is het ook waar dat ik nooit de hand van God heb losgelaten, die altijd bij mij in de boot was. En hoewel er veel stormen kwamen, heb ik de kracht van God nooit gewantrouwd. Ondanks mijn vele mislukkingen bleef ik altijd trouw aan de Heer en herhaalde ik in mijn hart de woorden van Petrus: Heer, U weet, U weet dat ik van U houd.
Het was zeer pijnlijk voor mijn gebroken menselijkheid om te ontdekken dat zij mij langzaam vergiftigden, want ik hoorde mijn meester Georg Gänswein, zonder dat zij het merkten, instructies geven van Franciscus aan de nonnen die mij bedienden. Ik hoorde hem zeggen: blijf hem de medicijnen geven, doe alles zo dat het natuurlijk lijkt, vermoed niets, stel geen vragen, orders van boven, maak je geen zorgen, je zult goed beloond worden. Ik deed alsof ik niets merkte, en vanaf dat moment was elk voedsel of medicijn dat ik kreeg een marteling, ik vermeed het eten uit angst dat het vergiftigd zou kunnen zijn. En dit gebrek aan voedsel was nog schadelijker voor mijn toch al zwakke gezondheid. Ik zegende altijd de medicijnen omdat ik er zeker van was dat ze hen vervingen.
Mijn leven in de gevangenis, dat bijna 10 jaar had geduurd, liep ten einde. God had haast met mij. Zelfs als ik duidelijk had willen spreken, had ik het niet gekund. Ze zouden me niet eens geloofd hebben. Ze zouden mijn woorden verdraaid hebben, ik had niemand om me heen die ik kon vertrouwen. Het was een zeer stressvolle situatie, dus verlichtte God mij zodat ik op een of andere manier kon communiceren via codes en parabels, via de boeken, in de hoop dat tenminste iemand de manier waarop ik sprak zou begrijpen.
Ter gelegenheid van mijn 95e verjaardag kwam Franciscus bij mij op bezoek, bracht een fles wijn met karamelpasta en vroeg of hij met mij alleen mocht zijn. Ik had nooit gedacht dat zijn cynisme en vermogen tot kwaad zo uitgesproken waren. Opnieuw zag ik zijn haat tegen mij, tegen de Kerk en vooral een grenzeloze haat tegen de Moeder Gods. Ik had mezelf altijd beschouwd als een vreedzaam en diplomatiek persoon: Wat kon ik doen? Alleen in stilte lijden, in grote eenzaamheid, want aan het eind van mijn leven vond ik mezelf in volmaakte overeenstemming met de lijdende Christus die ook door alle goddelijke hulp in de steek was gelaten. Dat was een deel van mijn loutering. Ik had het begrepen. Mijn ambt als plaatsvervanger van Christus vereiste een grote zuivering. Er was mij veel toevertrouwd, en weldra zou ik voor God rekenschap moeten afleggen van mijn gehele bestuur. Ik moest verantwoording afleggen, niet alleen voor mijn ziel als gedoopte christen, maar voor de hele kerk. Wat een grote verantwoordelijkheid, wat een zwaar kruis moest ik dragen als paus. Vanaf dat moment was alles me duidelijk, en dit besef maakte me dubbel ongemakkelijk.
Onder het zegel van de biecht en in zijn gebruikelijke vleiende houding van valse broederschap vertelde Bergoglio, of liever Franciscus, mij op spottende toon en op zijn zeer cynische en meedogenloze manier dat hij de Kerk graag in handen had, dat hij haar volledig zou vernietigen en de Eucharistie voor altijd zou begraven. Hij zei: Ik zal uw God van de aardbodem wegvagen, ik heb vele bondgenoten om mij te helpen, niet alleen van binnenuit maar ook van buitenaf. De Curie knielt aan mijn voeten, en het College van Kardinalen, het zijn trouwe honden, zoals u weet. U kunt niet ontkennen dat ze trouw zijn, dat ze gehoorzamen, en hij glimlachte ondeugend. ‘Ik heb ze voor u hierheen gebracht, en voor het geval u het niet weet, zal ik het voor u bevestigen. Beschouw het als een gunst van mijn kant. Ik ben niet zo slecht als ze zeggen. Hij glimlachte weer, dit keer ijzig.
Zijn blik beangstigde me, en hem voor me hebben was als het zien van Satan. Hij bekende me dat een van zijn doelstellingen was om met modder te gooien naar de Moeder Gods, om de dogma’s uit te roeien indien mogelijk, en om de Eucharistie met voeten te treden. Hij vertelde me dat hij de buitengewone ritus in één klap zou uitroeien, zodat alleen de huidige ritus met zijn vele profanaties en heiligschenningen zou overblijven. Uiteindelijk werd de nieuwe ritus uitgewerkt door een vrijmetselaar die een expert was in liturgie, en hij bekende me dat hij vreugde voelde toen hij naar de Tepeyac ging en de Koningin van de Hemel van aangezicht tot aangezicht beledigde. Hij sprak over Mexico. En vervolgens schepte hij groot genoegen in de pantomime die hij opvoerde met een vermeende toewijding van Rusland en de wereld aan het Onbevlekt Hart van Maria. Hij zei tegen mij, nog dichterbij komend en met ironie: Wilt u weten wie ik heb aangeroepen voor het geliefde beeld van Onze Lieve Vrouw van Fatima? Ik antwoordde hem dat dat niet nodig was. Hij zei me dat hij het me toch zou vertellen omdat hij wist dat het me pijn zou doen: Ik heb de Koning der Duisternis aangeroepen, begrijp je? Ik bleef in volledige stilte, toen zei hij: Oh grootvader, ik geef toe dat ik veel plezier heb gehad, maar het is tijd om de klucht te beëindigen. De katholieken zijn onwetend en hersenloos, en het is goed dat ze zo doorgaan, gehoorzaam en onderdanig aan alles wat hun gezegd wordt.’ En hij glimlachte weer.
Hij bekende me dat het hem de meeste voldoening gaf om me te zien lijden. Hij vertelde me dat hij het leuk vond en dat ik zijn prooi was, dat hij mijn leven in handen had, dat hij me elk moment voorgoed kon opsluiten, dat het niet de eerste keer was dat hij het deed en dat hij het niet erg vond.
Hij zei: Weet je wat euthanasie is? En hij glimlachte, schudde zijn hoofd en zei met een blik: Heb je pijn? Ik was geschokt door alles wat ik hem hoorde zeggen, ik kon zo’n slechtheid niet geloven, in zijn hart was alleen maar haat en van zijn lippen kwam alleen maar gruwel. Onmiddellijk zei hij tegen mij: Heilige Vader, maak u geen zorgen, uw lijden zal spoedig worden verkort, dat beloof ik u, en ik keek hem aan en antwoordde: U vreest God niet. En hij zei tot mij: Ik ken geen vrees, en hij voegde eraan toe: Wat is vrees?Ik zei tegen mezelf: Hij is de vernietiger van de Kerk en het is duidelijk dat hij onder invloed van Satan stond. Toen vlogen mijn gedachten naar Fatima en kwamen er tranen in mijn ogen. Ik wist zeker dat mijn dagen geteld waren en dat het gordijn van mijn leven spoedig zou vallen.
De persoon die verantwoordelijk was voor het inkorten van die dagen was mijn cipier. Mijn schijnbaar trouwe secretaris Gänswein. Deze taak was hem toevertrouwd, en hij moest deze vervullen zonder de minste verdenking van moord achter te laten. De dag voor mijn dood kreeg mijn secretaris een telefoontje. Het was Franciscus, en hij zei deze zin: “Het is tijd”, en hij hing op. Ik had het gehoord omdat hij in mijn buurt was en ik dacht dat ik sliep. Ik verzette me niet tegen mijn beul. Ik wachtte geduldig op mijn einde. Wat had ik anders kunnen zeggen of doen aangezien ik volledig geïsoleerd was en 24 uur per dag bewaakt werd, aangezien zij het werkelijk voor het zeggen hadden binnen het Vaticaan en zij, die nu in de meerderheid zijn dankzij Franciscus, informatie manipuleerden en een waarheid publiceerden die door het Vaticaan zelf aangepast en royaal betaald werd.
Het is geen geheim dat door de geschiedenis heen veel pausen werden vermoord en vergiftigd door dezelfde vrijmetselaarskardinalen die in de centrale regering waren geïnfiltreerd. Nadat zij staatssecretarissen waren geworden, werden veel van deze moorden afgedaan als een natuurlijke dood of hartaanval, en om elke verdenking weg te nemen, werden zij heilig verklaard. Om maar één voorbeeld te noemen: de dossiers van paus Johannes Paulus I en de grote Johannes Paulus II, op wie ze verschillende mislukte moordpogingen hadden ondernomen, en die uiteindelijk het zwijgen werd opgelegd met een onnodige en handig uitgevoerde laryngectomie. Tenslotte ben ik er, en ik kan u verzekeren dat er vele manieren zijn om te doden.
Zijn blik was een blik in het oneindige, die van Benedictus XVI. Ik kon niet geloven, zegt zuster Benedicta, wat ik hoorde. Ik voelde een grote pijn in mijn hart en een grote verontwaardiging, maar daar zat ik dan, op de rand van het bed, in volledige stilte, schrijvend alsof ik de secretaresse van de paus was en tegen mezelf zeggend: Wat een verschrikking, mijn God. Wat een laagheid. Toen keek de Heilige Vader me aan en zei:
Wees sterk en blijf schrijven. Ik heb nog veel te zeggen, dit alles maakt al deel uit van het verhaal. Schrijf, dochter.
Ik zei: Ik luister naar u, Heilige Vader, en hij ging verder:
Als Paus droeg ik altijd de witte soutane, in de hoop dat de wereld zou beseffen dat ik nooit was afgetreden en dat ik onder druk stond om te handelen en beslissingen te nemen voor het welzijn van de Kerk. In de weinige gesprekken die ik kon voeren, uitte ik mij altijd op een bedekte manier om niet de argwaan te wekken van mijn vijanden die mij voortdurend in de gaten hielden, en ik moest heel voorzichtig zijn. Mijn vijanden waren talrijk en hadden veel microfoons. Nu geniet ik grote vrede, want God is rechtvaardig en Hij kiest altijd de juiste tijd. Dit zijn tijden waarin velen denken de waarheid te bezitten en te kennen. De waarheid is er maar één: Christus, en aan Hem alleen moeten we altijd trouw blijven, ook al kost het ons het leven, zoals bij mij.
Op 8 december 2022 deelde ik met een gebaar van vertrouwen en goede wil aan mijn secretaris mee dat ik verschillende brieven en mijn laatste encycliek Maria Medeverlosseres, Middelares en Voorspreekster had geschreven. Ik zei dit, sterk aangemoedigd door mijn voorganger, de grote Johannes Paulus II, een trouwe verdediger van Maria Medeverlosseres aan de voet van het Kruis. Ik vertelde mijn secretaris waar ze waren. Zijn verbazing liet niet lang op zich wachten. Hij zei me: Brieven?!, en tegelijkertijd zei hij me met een obligate glimlach dat hij me bedankte voor de motie van vertrouwen. Ik wees hem erop dat deze brieven vertrouwelijk waren en vooral gericht aan de centrale regering, de Curie van het Vaticaan, de Congregatie voor de Geloofsleer en de Liturgie, het College van Kardinalen, de kardinalen Gerhard Ludwig Müller, Raymond Leo Burke, kardinaal Zen, kardinaal Robert Sarah, de
Priesterbroederschap van Sint Pius X, en St. Petrus.
Ik schreef een brief aan priesters en seminaristen waarin ik hen aanspoorde er altijd naar te streven voorbeeldige priesters te zijn, bezield door voortdurend en intens gebed, kuisheid en intimiteit met Christus cultiverend, en ik benadrukte, dat de priester gelijkvormig moet zijn aan het hart van Christus en dat alleen zo het priesterambt succesvol kan zijn en apostolische vruchten kan dragen, en adviseerde hen zich nooit te laten verleiden door de logica van carrière en macht – woorden die ik vaak tegen priesters en seminaristen heb gezegd. Ten slotte drong ik er bij hen op aan niet de fout te maken de communie in de hand te nemen en volgens het verzoek van Onze Lieve Vrouw boete te doen.
Ik schreef ook brieven aan de Instituten van Gewijd Leven, aan journalisten over de hele wereld en aan mijn goede vriend, de theoloog Giulio Colombi. Tenslotte richtte ik een open brief aan het Volk van God. Ik drong er bij Georg op aan dat deze brieven drie dagen na mijn dood zouden worden gepubliceerd, en hij gaf me zijn woord.
In mijn taak om Christus te imiteren, die tot het einde toe de verraderlijke en perfide Judas Iskariot bij zich had, een beeld van de verraders die in mijn Kerk te zien zouden zijn, had ik ook Georg, aan wie ik tot het laatste moment oprechte genegenheid, vertrouwen en geduld toonde, verlangend naar het welzijn van zijn ziel en zijn bekering, ook al wist ik dat ik hem spoedig het ergste verraad en de grootste moord zou zien plegen. Omdat ik wist dat mijn secretaris mij zou verraden, besloot ik wijselijk een kopie van deze brieven te geven aan mijn grote vriend Giulio Colombi bij zijn laatste bezoek, hetgeen mij door een wonder van God na veel smeekbeden door mijn secretaris Gänswein werd verleend. Discreet en zonder argwaan te wekken legde ik Giulio snel uit wat er aan de hand was en vroeg hem deze documenten na mijn naderende dood te publiceren en een kopie te geven aan elk lid van het College van Kardinalen, zodat zij op hun beurt de juiste beslissingen konden nemen en na mijn dood een wettig conclaaf bijeen konden roepen.
Gemotiveerd door deze daad van vertrouwen die ik mijn secretaris toonde, deelde hij heimelijk en verraderlijk alles mee aan Franciscus, de brieven en de encycliek, de encycliek Maria Medeverlosseres, die ik had geschreven en waarin ik op dogmatische wijze de medeverlossing van de Moeder Gods verkondigde. Zonder dat hij het merkte, en dankzij het volume van zijn telefoon, kon ik Franciscus het bevel horen geven om alles te verbranden, en hij voegde eraan toe: We mogen niets achterlaten dat compromitterend zou kunnen zijn, waarop hij antwoordde: Dat zal ik doen, en hij hing op. Hij wist niet dat ik alles gehoord had. [Giulio Colombí overleed echter op 1 januari 2023, daags na het overlijden van Benedictus, nvdr.]. Wetende van het verraad van mijn secretaris Georg Gänswein en als laatste kans voor hem om zich voor God te rechtvaardigen, heb ik hem uitdrukkelijk de encycliek aanbevolen die ik op 25 maart 2022 schreef. Maart 2022, waarin ik na drie jaar, dag en nacht, in diep gebed en met de vraag aan God om zijn dienaar te verlichten met zijn Heilige Geest, plechtig en dogmatisch de rol verklaarde, wetende de volledige en nauwkeurige documentatie die in de archieven ligt en dit nieuwe mariale dogma begeleidt, geopenbaard aan de Heilige Maagd Maria als de geestelijke Moeder van alle volkeren, onder haar drie voornaamste aspecten als Medeverlosseres, Middelares en Voorspreekster, die haar in staat stellen haar geestelijk moederschap ten volle uit te oefenen, een geschenk dat haar door haar Zoon Jezus Christus aan het kruis is gegeven voor de gehele mensheid van alle tijden.
In de encycliek staat: “De Heilige Maagd Maria is onze Moeder in de orde der genade, Medeverlosseres, Middelares en Voorspreekster, wier moederschap universeel is en sinds de schepping van de wereld tot alle volkeren en rassen is gericht, te beginnen met de verlossing die door haar Zoon Jezus Christus is volbracht. In het licht van de ongekende crisis van geloof, gezin, samenleving en vrede die de huidige toestand van de mensheid kenmerkt, is de voorspraak van de Moeder Gods vandaag dringender dan ooit nodig.
Ik ben ervan overtuigd dat deze pauselijke definitie van het geestelijk moederschap van de Heilige Maagd Maria een buitengewone remedie zal zijn voor de huidige wereldwijde crisis die de mensheid bedreigt,” en ik heb haar ondertekend: Benedictus PP.XVI, Herder der Herders.
Toen ik klaar was met het schrijven van deze encycliek, kreeg ik een teken uit de hemel. In mijn hart wist ik zeker dat mijn carrière voorbij was. Het was het laatste wat ik als paus zou doen en vanaf dat moment was het aftellen begonnen. Ik voelde me op dat moment als de Omega die een cyclus in de Kerk afsloot en een nieuwe en sterke geloofsvervolging begon.
Die laatste ochtend kon ik niet slapen, ik ademde zwaar, mijn slapeloze nachten werden steeds langer. Maar ik was me ervan bewust dat de Heer alles onder controle had. Mijn gemoedstoestand was niet de beste, ik voelde me moe en zeer overweldigd door alles wat ik wist dat er gaande was, met de biecht van Franciscus die me dag en nacht kwelde, en dat ik onmogelijk kon spreken gezien mijn situatie, en vooral het zegel van de biecht, dat onschendbaar is. Het kwelde me om een ongekend schandaal te veroorzaken. Mijn communicatie met de wereld werd versluierd, het was als een stille schreeuw in mijn lange en pijnlijke lijdensweg.
Toen kwam het moment dat mijn secretaris Gänswein in de vroege ochtenduren binnenkwam. Hij dacht dat ik sliep, want ik had verschillende lange nachten gehad. Hij was ervan overtuigd dat hij me al die jaren dat we gedwongen waren samen te leven, voor de gek had weten te houden. Tot zijn verbazing was ik wakker. Ik bad de rozenkrans tot mijn goede en lieve Moeder, mijn gezellin in deze ballingschap, Maria de Medeverlosseres. Welke betere metgezel kon er zijn dan zij die altijd trouw was aan haar Zoon Jezus Christus en die aan de voet van het kruis stond?
George kwam naar me toe en zei: “Uwe Heiligheid, kunt u niet slapen? Ik moet u dit medicijn geven.” Ik was klaar, en God liet me weten dat het tijd was om te gaan. Toen staarde ik in zijn ogen. Hij keek me aan en wendde onmiddellijk zijn ogen af. Zijn blik was koud, als die van een lijk.
Ik vatte moed en zei tegen hem: Georg, heb je ooit aan mijn dood gedacht? Hij antwoordde: “Nee, Uwe Heiligheid”. Ik zei: Dat zou je moeten doen en je geweten vaak moeten onderzoeken, het is heel gezond voor de ziel, het leven is heel kort en op een dag zul je voor God rekenschap moeten afleggen van je leven. Hij zei tegen mij: Uwe Heiligheid, waarom deze woorden? Op zeer lage toon en met grote moeite met ademhalen antwoordde ik hem: “Gänswein, je bent al lang bij me en je kent me nog niet? Wat je moet doen, doe het nu en zonder meer, maar vergeet niet dat je op een dag verantwoording moet afleggen voor God, vergeet dat niet,” en we staarden elkaar in stilte aan.Toen was mijn secretaris verbaasd en besefte dat ik zijn bedrog had ontmaskerd en dat hij het was die bedrogen was. Toen gaf hij me de injectie en zei me in mijn oor: “het is tijd om de klucht te beëindigen”. Ik was er klaar voor en ik bad, en in tegenstelling tot zijn wens had ik vrede, die vrede die alleen God de ziel kan geven, en ik fluisterde hem toe: “Ik vergeef je alles vanuit mijn hart”, en in mijn doodsstrijd waren mijn laatste woorden: “Heer, ik hou van U. U kent mij en u weet dat ik u liefheb”, en ik viel in slaap als iemand die in de armen van zijn moeder in slaap valt.
Gedurende mijn hele pijnlijke pontificaat, dat wil zeggen gedurende de acht jaar van actief ambt en de bijna tien jaar van contemplatief ambt, stond ik bloot aan harde kritiek en vernedering. Mijn hele leven stond ik zonder genade bloot aan publieke hoon, maar de pijnlijkste vernedering ervoer ik toen ik naar Berlijn kwam en de Duitse bisschoppen en kardinalen weigerden mij te verwelkomen. De andere en grootste vernedering die ik ervoer was van de kant van mijn beulen op de dag van mijn begrafenis. Toen ik op 19 april 2005 het Petrusambt aanvaardde, had ik die vaste zekerheid die mij altijd heeft vergezeld, de zekerheid van het leven van de Kerk door het Woord van God. Op dat moment, zoals bij andere gelegenheden, sprak ik het publiekelijk uit. De woorden die in mijn hart weerklonken waren deze: “Heer, waarom wilt U dit van mij en wat wilt U van mij? Het is een zware last die U op mijn schouders hebt gelegd, maar als U het mij vraagt met Uw woord, zal ik mijn netten uitwerpen, in het vertrouwen dat U mij zult leiden ondanks al mijn zwakheden.”
Aan het eind van mijn leven kan ik zeggen dat de Heer mij echt geleid heeft, dat hij dicht bij mij was, dat ik zijn aanwezigheid elke dag kon voelen, dat ik momenten van vreugde en licht had, maar ook momenten die niet gemakkelijk waren. Ik voelde me als Petrus met de apostelen in de boot op het Meer van Galilea. De Heer gaf ons vele dagen met zon en een licht briesje, dagen waarop er volop gevist werd, maar er waren ook momenten waarop het water ruw was en de wind wispelturig, zoals in de hele geschiedenis van de Kerk, en de Heer leek te slapen. Maar ik heb altijd geweten dat de Heer in die boot zat, en ik heb altijd geweten dat de boot van de Kerk niet de mijne is, niet de onze, maar de Zijne, en de Heer laat hem niet zinken, Hij is het die hem leidt, zeker ook door de mensen die hij heeft uitgekozen omdat hij het zo gewild heeft. Dat was en is een zekerheid die door niets of niemand kan worden vertroebeld, en daarom is mijn hart vandaag vol dankbaarheid jegens God, omdat hij de hele Kerk of mij nooit zijn troost, zijn licht en zijn liefde heeft laten ontberen.
Ik heb ieder van u liefgehad, zonder onderscheid, met die pastorale liefde die het hart is van elke herder, in het bijzonder van de bisschop van Rome, de opvolger van de apostel Petrus, elke dag. Ik heb ieder van u gedragen in gebed met het hart van een vader. Ik wil dat mijn groet en dankzegging iedereen bereikt. Ik wil dat mijn hart zich uitbreidt naar de hele wereld. Nu, aan het einde van mijn loopbaan, kan ik u verzekeren dat de paus nooit alleen is. De Heer is altijd met mij geweest. Hij heeft met mij gewerkt. Hij heeft met mij gerust. Hij heeft zich met mij verblijd over de overvloedige vangst. En hij heeft met mij geweend. Dit alles heeft mijn hart ervaren tijdens mijn pontificaat, tot de laatste dag van mijn dood. Mijn ja was een totale overgave aan God en aan zijn verlossingswerk. Het was een ja voor altijd in het Onbevlekt Hart van Maria. Ik heb het kruis nooit verlaten, zoals velen hebben beweerd, maar bleef op een nieuwe manier aan de zijde van de gekruisigde Heer staan, stevig met Maria aan de voet van het kruis van mijn Heer. Nu wil ik je nog een laatste gunst vragen.
“Ik luister, Uwe Heiligheid”, antwoordde zuster Benedicta.
Ik wil dat u dit in de media publiceert zonder een detail weg te laten, zoals ik heb geschreven, want alles is van groot belang voor de Kerk. Wees niet bang, ik begrijp dat het een delicate missie is die ik van je vraag. Kan ik je vertrouwen?
En de zuster antwoordt hem: Uwe Heiligheid, natuurlijk kunt u op mij rekenen, ik zal uw secretaresse zijn, als u mij toestaat. En hij zegt tegen haar:
Doe het en wees niet bang voor de mogelijke vergelding die deze brief kan veroorzaken. Ik wil dat het de Vaticaanse Curie bereikt, elk lid van het College van Kardinalen.
“Heilige Vader, mag ik u een vraag stellen”, zegt de zuster, en hij antwoordt:
“Ik luister.”
“Na uw overlijden is er een geestelijk testament gepubliceerd, vermoedelijk dat van u. Is het waar dat het van u is?” Paus Benedictus antwoordde:
Wat betreft mijn Geestelijk Testament, ik zal u vertellen dat het in een onvolledige vorm is gepubliceerd. Elke paus is vrij om een geestelijk testament te schrijven. Ik wilde het in twee delen schrijven. Ik besloot dit te doen omdat ik me toen in een netelige situatie bevond en vooral omdat er een risico op schisma’s binnen de Kerk bestond.
De situatie was zo gecompliceerd dat ik zelfs dreigde te worden opgesloten in een echte gevangenis als ik niet aan hun eisen zou voldoen – de druk kwam duidelijk van de Verenigde Staten en de Chinese regering.
Dit was de reden dat ik geen volledig testament kon schrijven en erover dacht om het in twee delen te schrijven. Ik noemde het deel dat werd gepubliceerd Alpha, terwijl ik het tweede deel van het testament Omega noemde. Dit tweede deel werd verbrand samen met de brieven en de encycliek die ik had geschreven. Dit tweede deel is het deel dat ik je zojuist heb gedicteerd. Daarom is dit document van groot belang en is het belangrijk dat u het aan het licht brengt. Deze taak vereist je moed.
“Ik begrijp het, Uwe Heiligheid,” zei de zuster.
Wat betreft mijn secretaris [Gänswein], ik zal u vertellen dat hij mij opnieuw in zijn voordeel heeft gebruikt. Ik verwijs ook naar het boek dat hij eigenhandig heeft uitgegeven. Veel van zijn bekentenissen zijn handig aangepast. Hij probeert gewoon te entertainen zonder te zeggen wat hij zou moeten zeggen. Maar dat is nu niet relevant. Het echte getuigenis, en meer dan een getuigenis, is dit document dat ik u zojuist heb gedicteerd en dat ik schriftelijk achterlaat dankzij u die de secretaris van de Heer was en nu ook de mijne bent. Voordat ik afsluit, wil ik via uw gemeenschap een geloofsboodschap sturen naar alle religieuze gemeenschappen. Op deze dag nodig ik u uit, die meewerkt aan het leven en de zending van de Kerk in de wereld, vooral om een geloof te voeden dat in staat is uw roeping te verlichten, zodat uw leven een evangelisch teken van tegenspraak mag zijn voor een wereld die steeds meer steeds verder weg van God en zijn liefde verwijdert. Een wereld die zonder God wil leven, is een wereld zonder hoop.
Kleed u, tedere kinderen, in Jezus Christus en draag de wapens van het licht, zoals de apostel Paulus vermaant, en blijf wakker en waakzaam. Onthoud altijd dat de vreugde van het godgewijde leven noodzakelijkerwijs hand in hand gaat met deelname aan het kruis van Christus. Hetzelfde gold voor Maria de Medeverlosseres. Op dit Lichtmisfeest wens ik dat het Goede Nieuws in u beleefd, getuigd en verkondigd wordt en dat het zal schitteren als het woord van de waarheid. U bent de bliksemafleider van de Kerk en staat stevig aan de voet van het kruis met Maria, de Moeder van God. Vertel iedereen dat ik bij God ben. Ik ga, maar ik blijf ook en begeleid de Kerk in haar zuivering tot aan Golgotha, opdat zij getooid mag worden met dezelfde heerlijkheid als de Bruidegom.
Beste vrienden, God leidt zijn kerk, hij steunt haar altijd en vooral in moeilijke tijden. Verlies nooit die visie op het geloof die de enige ware visie is op de weg van de Kerk en de wereld. Moge er altijd in het hart van ieder van u de vreugdevolle wetenschap zijn dat de Heer met ons is. Hij zal ons niet teleurstellen. Hij is dicht bij ons en vervult ons met zijn liefde. Ik roep de eeuwige bescherming van Maria, de Medeverlosseres en de apostelen Petrus en Paulus af voor heel de Kerk, en verleen liefdevol aan alle kinderen van God de Apostolische zegen: Pater et Filius et Spiritus Sanctus. Amen.
Uwe Heiligheid, zegt zuster Benedikt, en nu uw handtekening. Hij zei:
“Schrijf: ‘Benedictus PP. XVI'”
Zijne Heiligheid is verdwenen en laat een delicate geur van viooltjes achter. Mijn hart, zegt zuster Benedicta, was gevuld met een groot verlangen en ik kon de tranen niet bedwingen omdat ik hem wilde omhelzen.
Video in het Duits:
Originele video in het Spaans van Radio Rosa Mistica Colombia:
De Duitse tekst kan men hier downloaden: