Zonder priester is er geen H. Mis, zonder priester geen H. Sacrament. De heiligen (P. Pio, Pastoor van Ars,…) legden de grootste zorgvuldigheid aan de dag om met de grote eerbied en liefde het H. Misoffer te celebreren. Vandaag de dag zijn heiligschennissen, nalatigheden, liturgisch misbruik,… schering en inslag. Graag willen we enkele reflecties aanbieden, bij wijze van meditatie, over het priesterschap, aan de hand van brieven of geschriften van vier heilige zielen, waaronder drie gestigmatiseerden. Dat het voor priesters ook een aanmoediging mag zijn tot meer eerbied en liefde voor de Heer tijdens het opdragen van de H. Mis, en meer vurigheid en gedrevenheid in hun priesterschap.

In zijn brief van 7 april 1913 aan pater Agostino schreef de H. pater Pio:

“Vrijdagmorgen was ik nog in bed toen Jezus aan mij verscheen. Hij was erg toegetakeld en verminkt. Hij toonde me een grote menigte reguliere en seculiere priesters waaronder verschillende kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders waarvan er een aan het celebreren was, een andere zijn priestergewaden aantrok en weer een andere zijn priestergewaden uitdeed. Het zien van de kommervolle Jezus deed me veel pijn. Daarom wilde ik Hem vragen waarom Hij zoveel leed. Hij gaf geen antwoord. Echter, zijn blik leidde me naar de priesters en kort daarna, bijna met afschuw vervuld en alsof Hij vermoeid was van het kijken, wendde Hij zijn blik ervan af en wanneer Hij hem naar mij richtte zag ik twee tranen van zijn wangen rollen. Hij verwijderde zich van deze bende priesters met een uitdrukking van grote walging op zijn gelaat en riep hen toe: “Beenhouwers!” En naar mij gekeerd zei Hij: “Geloof niet dat mijn doodsstrijd slechts drie uur geduurd heeft, nee. Ik zal omwille van de zielen, voor wie Ik zoveel gedaan heb, in doodsstrijd zijn tot het einde van de wereld. Gedurende de doodsstrijd, mijn zoon, is er geen behoefte aan slaap. Mijn ziel heeft dorst naar enkele druppels menselijk medelijden, maar ach, ze laten me alleen onder het gewicht van de onverschilligheid. De ondankbaarheid en de apathie van mijn priesters maken mijn doodsstrijd nog zwaarder. Ach, ze beantwoorden mijn liefde zo slecht! Wat mij het meest bedroefd maakt is dat ze niet alleen onverschillig zijn maar bovendien ook minachting hebben en ongelovig zijn. Hoe vaak stond Ik niet op het punt hen neer te bliksemen als Ik niet was tegengehouden door de engelen en de zielen die heel veel van me houden… Schrijf naar je vader en vertel hem wat je vanmorgen gezien hebt en van Mij gehoord hebt. Zeg hem dat hij je brief aan pater provinciaal toont…” Jezus sprak nog verder maar wat Hij zegde zal ik nooit kunnen onthullen aan een schepsel van deze wereld”

Brief van 12 maart 1913 aan Pater Agostino: …

“Ik heb aanhoord, mijn vader, de gerechtvaardige klachten van onze zoete Jezus: “Met hoe grote ondankbaarheid wordt Mijn liefde door de mensen vergolden! Ik zou door hen minder beledigd zijn, als Ik ze minder bemind had. Mijn Vader wil niet langer geduld met hen hebben. Ik zou willen ophouden hen te beminnen, maar… (en hier zwijgt Jezus en zucht, en daarna herneemt Hij) maar helaas, Mijn Hart is gemaakt om te beminnen! Gemeen en lamlendig doen de mensen geen enkele inspanning om zichzelf te overwinnen in de bekoringen, ja, zij hebben zelfs plezier in hun ongerechtigheid. Mijn meest beminde zielen schieten tegenover Mij tekort, wanneer zij op de proef worden gesteld; de zwakken geven zich over aan ontmoediging en wanhoop, terwijl de sterken langzaam aan verslappen. Zij laten Mij in de kerken alleen in de nacht, alleen overdag. Zij hebben geen zorg meer voor het sacrament van het altaar; men praat nooit meer over dit liefdessacrament; en zelfs diegenen die erover praten, doen het helaas met onverschilligheid en koudheid. Mijn Hart wordt vergeten, niemand heeft nog zorg voor Mijn liefde; steeds wordt Mij leed aangedaan. Mijn huis is voor velen een theater van amusement geworden; ook Mijn bedienaren, die Ik altijd met voorkeursliefde beschouwd heb, die Ik bemind heb als Mijn oogappels; zij zouden Mijn Hart, dat vol bitterheid is, moeten vertroosten; zij zouden Mij moeten helpen bij de verlossing der zielen, in plaats daarvan – wie zou het kunnen geloven? – moet Ik van hen ondankbaarheid en miskenning ontvangen. Ik zie, mijn zoon, dat velen van hen… (en hier zweeg Hij, snikken snoerden Hem de keel dicht, Hij schreide in stilte)… Mij huichelachtig verraden met heiligschennende communies, terwijl zij het licht en de kracht, die Ik hun voortdurend geef, vertrappen.””

De Zalige Anna Katharina Emmerick sprak op 9 juni 1820:

Ik kreeg ook een gezicht over de gebreken van de aardse eredienst en de bovennatuurlijke vervolmaking daarvan. Het valt mij echter zwaar, ja, het is onmogelijk te zeggen hoe ik dit alles zie, en hoe de beelden alle in elkaar grijpen en harmoniëren, en hoe het ene door het andere heenloopt, en hoe een beeld zichzelf in het andere beeld verheldert. Bijzonder merkwaardig is hoe de gebreken en de nalatigheden van de aardse eredienst alleen maar de schuld van de nalatige doen toenemen, hoe de aan de Heer toekomende passende dienst echter op hogere wijze wordt gerestitueerd. Zo zie ik o.a. heel wezenlijk de verstrooiing van de priesters bij de heilige handelingen, bijvoorbeeld bij de H. Mis, doordat ik hun persoon werkelijk daar zie, waar hun gedachten precies zijn, en hoe een heilige vervanger op hun plaats aan het altaar staat. Deze beelden tonen op een afgrijselijke manier de grootte van de schuld aan van een zo oneerbiedige behandeling van de goddelijke mysteriën. Zo zie ik bijvoorbeeld een priester in misgewaad uit de sacristie komen; maar hij gaat niet naar het altaar. Hij loopt de kerk uit en gaat een wijnlokaal binnen, betreedt een tuin, gaat naar een jager, naar een jong meisje, pakt een boek, voegt zich bij een gezelschap, en ik zie hem nu hier, dan daar, hoe zijn gedachten wegvliegen alsof hij daar persoonlijk is. Het ziet er erbarmelijk en schandalig uit. Het is echter ongelofelijk ontroerend te zien hoe ondertussen een heilig priester in plaats van hem aan het altaar dienst doet.

In augustus 1820 sprak zij:

Ik zie op alle plaatsen priesters over de genaden van de Kerk, omgeven door de schatten en verdiensten van Jezus en de heiligen, dood en lauw onderrichten en prediken en offeren. Mij werd een heiden getoond, die staande op een zuil, zo innig sprak over de nieuwe god aller goden, die een ander volk heeft, dat het hele volk met hem door verlangen werd gegrepen. Deze gezichten bestormden mij dag en nacht zo, dat ik me geen raad weet. De ellende en ontaarding wordt mij altijd getoond in vergelijking met het betere van vroeger, en ik moet zonder ophouden bidden. Het slechte lezen van de H. Mis is een monsterachtige zaak. Acht het is niet om het even hoe zij gelezen wordt!… Ik kreeg een onmetelijk gezicht over de mysterieën van de H. Mis en hoe al het heilige, vanaf het begin der wereld, daarop betrekking heeft.

De Heer sprak tegen Zuster Josefa Menéndez op 7 maart (1922?):

En die priester? Hoe zal Ik zeggen wat Ik van elk van mijn priesters verwacht? Ik heb ze bekleed met mijn macht om aan de zielen vergiffenis te schenken. Ik heb me tot hun beschikking gesteld: op hun woord daal Ik uit de Hemel op Aarde neer… Ik lever Mij in hun handen over om in het Tabernakel weggesloten te worden of uitgereikt in de communie… Zij zijn het die Mij als het ware weggeven. Ik vertrouw hun zielen toe om ze door hun prediking, leiding en vooral door hun voorbeeld te besturen en in de beoefening van de deugd voort te helpen. Beantwoorden zij allen aan die roeping? Vervullen zij allen deze liefdeopdracht? Zal mijn priester Mij vandaag aan het altaar de zielen toevertrouwen, waarmee Ik hem belast heb? De beledigingen herstellen, die Mij worden aangedaan en die men hem bekend heeft? Mij de kracht vragen om de zielzorg heilig te vervullen? De ijver om aan het zielenheil te werken? Zal hij vandaag meer in staat zijn zichzelf te verloochenen dan gisteren? Zal hij Mij de liefde schenken, die Ik verwacht? En zal Ik bij hem kunnen rusten zoals bij mijn welbeminde leerling? Hoe vlijmend is de smart voor mijn Hart, als Ik gedwongen ben te zeggen: ‘De zielen, die in de wereld leven, wonden mijn handen, mijn voeten, besmeuren mijn gelaat… Mijn uitverkoren zielen, mijn bruiden, mijn priesters, verbrijzelen en verscheuren mijn Hart. Hoeveel priesters zijn in staat van doodzonde nadat zij aan andere zielen de genade hebben teruggeschonken? Hoevelen dragen zo het H. Misoffer op, leven en sterven zo! Dat was de smart, die Mij doorstak bij het Laatste Avondmaal, toen Ik onder mijn twaalf leerlingen de eerste ontrouwe apostel zag, en na hem zoveel en zoveel anderen, die hem in de loop der eeuwen zouden volgen! De H. Eucharistie is een vondst van de Liefde. Zij is het leven en de kracht van de zielen, het geneesmiddel voor alle zwakheden, de teerspijs voor de overgang van de tijd naar de eeuwigheid. De zondaars vinden er het leven van hun ziel terug; de lauwen ware ijver; de vurigen rust en vervulling van hun verlangens; de volmaakten vleugels om zich steeds meer tot de volmaaktheid te verheffen; de reine zielen de honingzoete spijs die hun voedsel bij uitstek is. In de H. Eucharistie vestigen de toegewijde zielen hun woning, hun liefde, hun leven.

De Zalige Priester Poppe uit Vlaanderen schreef in 1917 in ‘zijn eerste brief aan zijn confraters’:

“Broeders, gij moet heiligen zijn, gij moogt geen gewone, d.w.z. geen banale priesters zijn; anders gaat uw ijver en uw zwoegen op weinig uitkomen, anders gaat ge lauw en werelds worden; anders gaan uw schapen in grote getale ontsnappen en verloren raken. Een heilige bereikt meer met één woord, dan een doorsneewerker met een hele reeks sermoenen. De woorden van een heilig priester treffen en bewegen; zij gaan dwars door de zielen en herscheppen ze op verbazende wijze; ze zijn geboren uit de genade, uit gebed en versterving; zij zijn vol van Gods kracht. Een geleerde kan ze wellicht behendig nabootsen: alleen door de mond van een heilige spreekt God. ‘Niet gij zijt het die spreekt’. […] De priester is een andere Christus. Als een tweede Christus moeten wij inwendig zijn en uitwendig verschijnen bij de mensen: d.w.z. geen banale priesters zijn, maar heiligen! […] Broeders, Christus heeft geleden. Wij willen heilige, vruchtdragende priesters worden. Wij moeten lijden. Er is niets aan te doen. Wij moeten lijden: anders moeten wij er maar niet aan beginnen goed te willen doen of heilig te worden. Werken is goed, bidden is beter, lijden is best. […] Laten wij in ieder geval alle tegenspoed, alle tegenkanting, alle ziekte, alle in- en uitwendige beproevingen aanvaarden als ware vrienden van het kruis.

In zijn vierde brief aan jonge confraters, van 1921, schreef hij:

Heiligheid alleen kan de onverschilligen treffen, woorden en schone aanspraken niet! […] Een onderpastoor moet een missionaris zijn in zijn biechtstoel, op zijn preekstoel, in zijn scholen, in zijn dorpshuizen, in zijn bonden. Een onderpastoor moet een missionaris zijn vooral in zijn lange trouwe samenkomsten met de Vriend van het Tabernakel. Wie dáár niet put, wie dáár niet dikwijls put, wie dáár niet gaarne woont, die is geen missionaris; die is of wordt een lege pomp: veel beweging, maar geen water.


En dan, als toemaatje, nog wat fragmenten uit ‘Maria dwingt de duivel tot bekentenissen’ (1975):

Indien alle priesters, zonder uitzondering, elke dag een uur spendeerden aan het brevier, zoals vroeger gebeurde, dan zouden we zeer weinig macht bezitten. Slechts weinigen zouden vallen, en dan nog zouden zij weldra terugkeren.

De priesterwijding is een zeer groot sacrament, zeer verheven, universeel, voor het welk wij hier beneden moeten zwichten. Dit sacrament prent ook in de ziel een onuitwisbaar merkteken. Zo de priester zijn taak slecht heeft vervuld, verkeerd heeft geleefd, en bij ons in de Hel terecht komt, dan kunnen we hem veel meer folteren.

Al de priesters lezen niet meer dagelijks de Mis. Velen doen het nog één of tweemaal per week… en het volk merkt het nauwelijks, want het woont de Mis niet bij.

Voor de meesten zou het beter zijn noch wijsbegeerte, noch mathesis, noch godgeleerdheid te studeren. Voor velen is het verkieselijker halve nachten door te brengen in gebed en aanroeping van de H. Geest; dat zij de ware navolging Christi beleven en de Mariale leer van de H. Grignion de Montfort; bvb. zich totaal toevertrouwen aan de H. Maagd, aan haar Allerheiligste Hart en aan het Heilig Hart van Jezus; dat zij zouden letten op het Kruis en volmaakt de wil van die Daarboven doen.

De Hemel wordt in bitterheid gewonnen. Christus beoefende het ware priesterschap op de meest volmaakte wijze, de meest zuivere en de meest onvergelijkbare; Zijn apostelen insgelijks. Zij hebben zich niet afgevraagd of zij konden opgesloten worden of gemarteld. Zij waren onbevreesd. Integendeel, onze priesters hadden bang hun post te verliezen, indien zij niet juist doen wat vele bisschoppen voorschrijven, ondanks dat het niet meer de waarheid is en ondanks dat de gehoorzaamheid er niet mee gemoeid is, volgens Die van Daarboven. Immers, we hebben het reeds moeten verklaren, heden mag men niet meer gehoorzamen zo men verkeerde zaken gebiedt. Men moet eerder aan God gehoorzamen, dan aan de mensen. Hebben de apostelen zich laten beïnvloeden door de mensen, Romeinen of dergelijken? Zij hadden moed. Zij zijn het gevang in gegaan en hebben zich laten martelen om Christus…

Zij [de H. Maagd] doet zeggen: “Ach waren er nog maar priesters zoals die pastoor van Ars! Noch geld, noch goed, noch verstand zijn van tel. Wat telt, dat is wat de priesters bewerken, de toestand van hun ziel, en de wijze waarop zij de wil van God volbrengen.”

De redactie Avatar

Published by

Categories:

2 reacties op “De H. Pater Pio, de Zalige A.K. Emmerick, Josefa Menéndez en de Zalige Priester Poppe over het priesterschap”

  1. lunsius Avatar

    De zalige Zalige Zuster Dina Bélanger schreef in haar autobiografie (pp. 230-231): “Indien we de kloof kenden tussen begrip in het licht van de eeuwigheid en begrip in het tijdelijke duister! Indien zielen wisten welke Schat voor hen ter beschikking staat in de goddelijke Eucharistie, zouden de tabernakels beschermd moeten worden door onneembare hekken; want onder de invloed van een heilige alles verterende honger, zouden ze erop uit trekken om het Manna van de serafijnen te bemachtigen; de kerken zouden dag en nacht door aanbidders bestormd worden vanuit een liefde voor de illustere Gevangene.”

  2. Hero de Jong {'n Christelijke Profeet} Avatar

    maar, de tijd nadert, dat tijdens de grote vervolging van de MoederKerk, ook : functionele apostelen & profeten, zullen voorgaan in de eucharistie -( uiteraard onder twee gedaantes ….