Voor het eerst in lange tijd laat Aartsbisschop André Leonard nog van zich horen, vanuit het Franse bedevaartsoord Laus. Hij gaf een interview aan de Franse correspondente van National Catholic Register, waarin hij zich onder meer uitspreekt tegen de Synode over Synodaliteit.
Aartsbisschop André-Joseph Léonard, emeritus-aartsbisschop van Brussel-Mechelen en voormalig primaat van België, heeft zojuist een boek gepubliceerd dat ongetwijfeld niet onopgemerkt zal blijven in de katholieke wereld.
L’Eglise dans tous ses états: 50 ans de débats autour de la foi (“De Kerk in al haar ‘staten’: 50 jaar debatten rond het geloof”) wordt gepresenteerd als een autobiografisch verslag waarin de auteur een compromisloze analyse geeft van de gebeurtenissen die de afgelopen vijf decennia in de Kerk hebben plaatsgevonden – van de theologische en pastorale ontsporingen die de periode na Vaticanum II kenmerkten tot de huidige debatten rond de Synode over Synodaliteit en de verschillende schandalen rond seksueel misbruik die in deze jaren zijn ontstaan.
Aartsbisschop Léonard, geboren in 1940 en priester gewijd in 1964, werd in 1991 benoemd tot bisschop van Namen en vervolgens in 2010 tot aartsbisschop van het aartsbisdom Brussel-Mechelen. In 2015 ging hij met emiraat. We geven niet het hele interview, maar de belangrijkste stukken:
Uw boek beschrijft de laatste 50 jaar van de geschiedenis van de Kerk, waarvan u uit de eerste hand getuige was. In het bijzonder besteedt u veel aandacht aan de verschuivingen na Vaticanum II waarvan u getuige was, zonder deze direct aan het Concilie toe te schrijven. U geeft aan dat het probleem niet ligt in de teksten van het concilie, maar in wat u het “meta-concilie” van de jaren zeventig noemt. Wat bedoelt u daarmee?
Ik bedoel dat de teksten van het Concilie objectief gezien inhoudelijk onberispelijk zijn, maar dat er in de bedoelingen van bepaalde redacteuren of deskundigen soms een opzettelijke dubbelzinnigheid kan zijn geweest die vervolgens een tendentieuze interpretatie mogelijk maakte. Mijn toenmalige bisschop – die er terecht voor heeft gestreden dat de [dogmatische] constitutie over de Kerk (Lumen Gentium) niet bij de hiërarchie zou beginnen, maar bij het mysterie, dat wil zeggen de diepe werkelijkheid van de Kerk, en bij het volk van God als geheel – heeft mij enkele jaren later laten weten dat hij het betreurde dat deze benadering was geïnterpreteerd op een manier die niet in overeenstemming was met de zending van de Kerk, dat deze benadering was geïnterpreteerd alsof, naar het model van politieke democratieën, het leerstellig gezag van de bisschoppen van beneden kwam en niet van Christus, en vermoedde dat deze verkeerde interpretatie van de volgorde van de hoofdstukken een verborgen bedoeling was van bepaalde deskundigen.
U hebt de puntjes op de i gezet bij een aantal leerstellige kwesties, zoals het vrouwelijk priesterschap, het huwelijk van priesters en de inzegening van homoseksuele paren. Denkt u dat de leer van de Kerk over deze onderwerpen momenteel echt bedreigd wordt?
Ja, die bedreiging bestaat! Ze is al aanwezig in een pastorale zorg die afwijkt van essentiële punten van het katholieke geloof, zoals het mannelijk priesterschap, de vertegenwoordiging van de (mannelijke!) Echtgenoot van de Kerk, Christus, de hoge waarde van het priestercelibaat in het Westen, en de complementariteit van man en vrouw in het huwelijk. Helaas vrees ik dat veel van de verzoeken in de “Synode over Synodaliteit” – wat een ingewikkelde formulering! – zullen proberen deze vitale realiteiten te ondermijnen of te relativeren.
Als aartsbisschop van Mechelen-Brussel had u te maken met schandalen van seksueel misbruik in België. Toch hekelt u het huidige gebruik van de term “systemisch” om dit fenomeen binnen de Kerk te beschrijven (een term die in het recente Franse rapport Sauvé veelvuldig werd gebruikt). Waarom is deze term zo problematisch?
Zodra Benedictus XVI mij benoemde tot hoofd van het aartsbisdom Mechelen-Brussel [in 2010], moest ik de beschuldigingen aan het adres van de toenmalige bisschop van Brugge [Roger Vangheluwe] afhandelen door van Rome zijn onmiddellijke ontslag te verkrijgen. Vandaag betreur ik deze haast, want aan dit gedwongen ontslag ging geen burgerlijk noch kerkelijk proces vooraf. Er bleven vragen over.
Nadien hebben enkele confraters in het Belgische episcopaat, om de gevallen van misbruik uit het verleden aan te pakken, met de hulp van gekwalificeerde juristen een luisterend oor georganiseerd voor de slachtoffers en proceduresystemen om hen te helpen. Dit is op uitstekende wijze gebeurd. En er zijn maatregelen vastgesteld en in praktijk gebracht om soortgelijke misstanden in de toekomst te voorkomen.
Dit gezegd zijnde, vind ik het ongepast om alle seksueel misbruik als “systemisch” te beschouwen, dat wil zeggen, wanneer het door geestelijken wordt gepleegd, als verband houdend met de aard of het functioneren van de geestelijke of gewijde wereld; want in dat geval, waarbij alle priesters en broeders, die tijdens hun vorming door een bepaalde “mal” zijn gegaan, zou het aantal misbruikers zeer groot moeten zijn, terwijl het in werkelijkheid, en gelukkig, een zeer kleine minderheid blijft. Bovendien, aangezien het meeste seksuele geweld plaatsvindt binnen de familiekern (en gepleegd wordt door vaders, stiefvaders, grootvaders, ooms, broers, neven en nichten), zullen we ook hier zeggen dat het probleem “systemisch” is en dat het “het gezin” is dat de oorzaak is van al dit kwaad? Ik vrees dus, zonder het te kunnen bewijzen, dat de geheime – misschien onbewuste – bedoeling van het verslag Sauvé was het priestercelibaat en de toewijding aan het gewijde leven ter discussie te stellen. Wordt vervolgd …
U maakt ook de pijnlijke opmerking dat “zelfs de christelijke kerken in het Westen vaak hun ziel hebben verloren.” “Zout is muf geworden, en we zien niet meer hoe we de smaak ervan kunnen herstellen,” zei u. Waarom denkt u dat?
Omdat de hele hedendaagse cultuur – of het gebrek daaraan – doordrenkt is met dit relativisme, dat terecht door Benedictus XVI aan de kaak is gesteld, is het onvermijdelijk dat de levendige vlam van het christelijk leven aan kracht verliest.
Kerstmis, het wonder van de Menswording, wordt opgelost in besneeuwde landschappen, dennenbomen, een belachelijke kerstman, kalkoen of foie gras. De verjaardag van de geboorte van Jezus wordt gevierd, maar de gemeentehuizen wordt gevraagd nooit de naam te noemen van degene wiens “geboorte” dag wordt gevierd. Het is alsof je een leuk feestje geeft voor de verjaardag van een vriend en nooit zijn naam noemt. Dat is waar we zijn. … Pasen, de belangrijkste gebeurtenis in de menselijke geschiedenis, is gereduceerd tot chocolade-eieren. De pandemie wordt gebruikt als een voorwendsel om de Heilige Mis te reduceren tot een tv-show, waarbij geen reizen nodig zijn en de communie met het lichaam van Christus bijkomstig is. Bijna alle katholieke instellingen definiëren zichzelf met zogenaamde “christelijke of evangelische waarden”, maar zonder ooit de naam van Christus te noemen. Al onze samenlevingen moeten opnieuw geëvangeliseerd worden.
Gelukkig zijn er centra van christelijk leven, bewegingen vervuld van een evangelische vurigheid, klaar om de schoonheid van Christus te verkondigen in goede en slechte tijden, zonder zich te laten ontmoedigen door degenen (inclusief bisschoppen) die onvermoeibaar preken: “Vooral niet proselitiseren [mensen trachten te bekeren]!” Zij brengen Paulus in diskrediet, hij die de grootste proseliet was in de geschiedenis van de Kerk, hij die sprak en handelde om het grootste aantal mensen “dichter bij” Christus te laten komen. Dit is wat het Griekse woord proseliet betekent: “degene die komt tot”.
Bron: NCRegister