De anticlimax: we zitten nu in de laatste akte

De jaarlijkse voorstellingen in de Amsterdamse Stadsschouwburg van de “Gijsbrecht van Amstel” van Joost van den Vondel hebben sinds 1641 bijna onafgebroken plaatsgevonden tot aan 1968, telkens als een jubileumvoorstelling einde jaar. De laatste voorstelling was in 1968. Het leidmotief van dit grandioze spel is de ‘anticlimax’, de uitredding in plaats van het goddelijk gericht. De openingsstrofe geeft daar een voorproef van: “Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten, erbarremt over my en mijn benaeuwde vesten en arme burgery, en op mijn volcx gebed en dagelix geschrey de bange stad ontzet. De vyand, zonder dat wy uitkomst durfden hopen, is, zonder slagh of stoot, van zelf het land verlopen.” Dit wordt afgezet tegen een heersende tiranniek bewind: “O Kersnacht, schooner dan de daegen, hoe kan Herodes ’t licht verdraegen dat in uw duisternisse blinckt, en word geviert en aengebeden? Zijn hoogmoed luistert na geen reden, hoe schel die in zijn ooren klinckt!”

Onze wereld is er sindsdien niet beter op geworden. We zitten nu in de laatste akte. O gruwelijk uitzicht, want voor Gods rechterstoel klinkt Lucifers aanklacht onverbiddelijk: “Kijk eens (zegt hij) hoe weinig offerzielen er zijn om voor uw troon barmhartigheid af te smeken. Overal is er misdaad, haat en nijd. De rechters zijn rechters van onrecht geworden. De overkoepelende organen en bestuurders zijn allen corrupt, van hoog tot laag. In plaats van de belangen van het volk te dienen, kijken ze alleen naar zichzelf. In hart en nieren decadent zijn het witgekalkte graven. En de geneesheren? Die kijken alleen naar hun eigen portemonnee; de eed van Hypocrates is toiletpapier, te weten: “Ik zal niemand een dodelijk geneesmiddel toedienen, ook niet aan iemand die dit van mij vraagt; zelfs een aanwijzing in die richting zal ik niet verstrekken. Ik zal nooit aan een vrouw een middel toedienen ter vernietiging van ontkiemend leven.” Kijk en zoek, het zijn allen uitbuiters. En het volk is niet beter, want ze letten alleen op hun kortstondige pleziertjes. Het zijn echtbrekers en de baby’s worden in de schoot vermoord. Zo is het! De berijmde psalm 31:13 luidt: “Ik ben voor hen gelijk een dode, weg uit hun oog en hart. Om mij heeft niemand smart. O God, wie heeft mij nog van node? Ik ben door elk vergeten, als afval weggesmeten.” In plaats van God te dienen, ontkennen ze hun maker en vervloeken God, als het niet is in woorden dan toch in daden. Er is geen excuus, U zult net als in de tijd van de zondvloed alles moeten vernietigen!” 

Maar God weet beter. Hij, die alles heeft voorzien, wil uitredden. Daartoe heeft Hij ons de zeer krachtige kruistochtgebeden gegeven en de Rozenkrans, al daterend vanuit de middeleeuwen. 

Wat we ondergaan is niet nieuw. Bij de poorten van het Beloofde Land houdt Mozes het volk de zegen en de vloek voor als twee uitersten van hetzelfde spectrum. Dat staat in het vijfde Bijbelboek. Hij besluit zijn rede met de volgende woorden: “Het leven en de dood heb ik u voorgesteld, de zegen en de vloek! Kiest dan het leven!” (Deut. 30:19) Wat is dan die zegen? De Heer zal u doen overvloeien aan goed, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee en in de vrucht van uw land; op het land dat de Heer aan uw vaderen gezworen heeft het u te zullen geven. De Heer zal de rijke schat van de hemel voor u openen om aan uw land op zijn tijd regen te geven en om al het werk van uw hand te zegenen. (Deut. 28:1-14) 

In de vloek staan in spiegelbeeld ongeveer dezelfde woorden, maar veel uitgebreider (verzen 15 e.v.): “De Heer zal u slaan met tering, koorts, ontsteking en koudvuur, met droogte, dorheid en korenbrand. De hemel zal als koper zijn en de aarde als ijzer. Zand en stof zal als regen op uw land vallen. U zult zaad uitbrengen maar weinig inzamelen.” De tekst beschrijft verdere duistere rampen… Wijngaarden zult u planten, maar geen wijn drinken. Olijfbomen zult u hebben maar u niet kunnen zalven. Over al uw boomgaarden en de vrucht van uw land maakt het ongedierte zich meester. En zo gaat het verder met zwartgallige vervloekingen. 

De oogstkalender van vreugde weerspiegelt zich in één van rouw, wat telkens op de voorgrond treedt als het volk van Gods wegen afdwaalt. Dan worden de overvloedige zegeningen van die andere kalender ingekort met als logisch gevolg het gericht. Andersom mogen we zeggen dat de oogstkalender van rouw zich in één van vreugde weerspiegelt, wat telkens op de voorgrond treedt als het volk zich op Gods wegen begeeft en zich van zijn slinkse wegen afkeert.

Psalm 91 is de meest bemoedigende psalm uit het psalterium. De toon van deze psalm is verheven van begin tot eind. Het geloof heeft de boventoon en spreekt op heerlijke wijze. De berijmde psalm zet in als volgt: “Hij, die op Gods bescherming wacht wordt door den hoogsten koning beveiligd in den duist’ren nacht, beschaduwd in Gods woning. Dies noem ik God, zo goed als groot voor hen die op Hem bouwen: mijn burg, mijn toevlucht in den nood, den God van mijn betrouwen.” Deze psalm is niet van David maar van Mozes, net als de negen daaropvolgende. Het is inderdaad opmerkelijk dat veel uitdrukkingen die daar worden gebruikt overeenstemmen met de strekking van het vijfde Bijbelboek dat, zoals u weet, door Mozes werd geschreven.

De kruistochtgebeden, die zijn ontleend aan de profetieën van eindtijdprofetes Maria van de Goddelijke Barmhartigheid uit Ierland, zijn vooral gericht op de persoonlijke bekering en niet op het collectieve element. Zo zijn er heel wat kruistochtgebeden ten gunste van de bekering van onze politieke leiders. Nadat die zich hebben bekeerd is het aan hen om een oproep te doen voor een nationaal rouwbeklag. Ook daar wijst het Oude Testament een weg en wel in de 999 gebeden, als tegenwicht op de 666 antichristelijke macht. Die gebeden zijn te vinden bij de profeten Ezra, Nehemia en David, telkens in hoofdstuk 9, opdat de wereld niet met de banvloek getroffen wordt.

Een bloemlezing uit deze hoofdstukken gaat als volgt: “O Heer wij hebben gezondigd en kwaad gedaan en zijn opstandig geweest. U bent rechtvaardig, maar wij staan gebukt met een beschaamd gelaat en durven niet naar U opkijken, zelfs niet even, want onze misdaden zijn ons boven het hoofd gestegen, ja reiken tot aan de hemel. U bent barmhartig en vergevingsgezind. Gezegend zij U God die ons voorschriften en wetten hebt gegeven! Maar onze vaders waren hardnekkig en trots en hadden daar geen boodschap aan. Zij sloegen geen acht op uw wonderdaden. O Heer laat uw woede van ons afwijken. Neig uw oor en vergeef ons; U bent altijd vergevingsgezind. Nu dan, grote en ontzagwekkende God, vol van genade, laat onze problemen niet gering lijken in uw ogen. U heeft getrouwvol gehandeld, wij trouweloos en wij hebben uw geboden met de voeten vertreden. Hier staan wij met schuld beladen voor uw aanschijn, alhoewel niemand zich tegenover U staande kan houden!”

Een gebed dat hierop is geïnspireerd en van toepassing is op onze huidige tijd, zou kunnen luiden: “Heer onze God, diep verslagen door alles wat er in ons land gebeurt maar vertrouwend op uw beloften, keren we ons tot U van wie onze hulp komt, want zonder U kunnen we niets. Voor uw aangezicht erkennen wij de zonden van onze leiders en onze parlementaire vertegenwoordigers die door het volk zijn gekozen; we hebben ze immers zelf aan de macht geholpen en zijn daarom medeverantwoordelijk. Voor uw aangezicht erkennen we onze persoonlijke compromissen tegen de waarheid in en het recht, want we hebben ons hart laten vullen met de wereldse waarden; ons er zelfs door laten overspoelen terwijl we de kaders van de waarheid en het algemeen welzijn opzij hebben gezet. Daardoor zijn we zeer tot onze schaamte tot antigetuigen geworden. We erkennen dat ons hart kil is, gekneed door egoïsme, en zich alleen bekommert om zichzelf en de onzen, zonder edelmoedige liefde noch voor U noch voor onze naasten. Dagelijks zondigen we in gedachten, woorden en daden en in nalatigheid. Vergeef het ons. Heer op onze knieën vóór uw aangezicht smeken we door onze gebeden, ons vasten, onze tranen en onze eerherstellende aanbidding om uw barmhartigheid. Alléén dat kan ons redden. Zend ons uw Heilige Geest, bewaar onze harten in nederigheid en berouw, verlicht ons verstand, toon ons hoe we onze daden moeten richten naar uw wil en niet naar onze enggeestige wensen. Aanvaard ons land en al haar inwoners. Omsluit hen in het allerheiligste hart van Jezus verenigd met het hart van Maria. Moge ze daar altijd verankerd blijven opdat uw rijk zich zal kunnen vestigen, opdat onze instellingen zich kunnen vernieuwen naar waarheid en recht. Help ons uw wil te volbrengen uit liefde voor U en onze broeders opdat de Vrede zegenviere. Amen.”