De deugd van hoop: onze blik richten op wat na dit alles komt

“En ik zag een nieuwe Hemel en een nieuwe Aarde; de eerste Hemel en de eerste Aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: “Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn.  En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.”  En Hij die op de troon is gezeten, sprak: “Zie, Ik maak alles nieuw.” En ik hoorde zeggen: “Schrijf deze woorden op, ze zijn onfeilbaar waar.”  Nog zei Hij tot mij: “Het is gebeurd! Ik ben de Alfa en de Omega, de oorsprong en het einde. Wie dorst heeft zal Ik te drinken geven uit de bron van het water des levens, om niet. Wie overwint zal dit alles krijgen, en Ik zal zijn God zijn en hij mijn zoon.”

Apoc. 21,1-7

De tijden zijn donker. We vallen van de ene crisis in een andere en komen geleidelijk aan terecht in een totalitaire dictatoriale Nieuwe Wereldorde, een wereld waar Satan, door middel van zijn aardse vorm – de Antichrist – quasi ten volle zal regeren, al is het maar voor korte tijd. Deze tijd is inderdaad duister, en ze is nu al zo donker. Wie wordt er niet mottig van al die nieuwsberichten en nieuwsmanipulatie, de voortdurende leugens, van de apostasie in de Kerk, van de plannen van onze politieke leiders die trouw aan Satan hebben gezworen; wie wordt er niet ziek van al die zonden die iedere seconde van de dag bedreven worden; abortus, ontucht, moord, verkrachting, oorlog, genocide, en noem maar op. Het stopt niet. En het zal enkel maar erger worden. En dat kan een Christen veel geestelijk lijden brengen.

Maar laten we even voorbij dit alles kijken. Op een dag – die niet zó veraf meer is – zal God definitief een einde maken aan dit alles. Satans macht zal gebroken worden, en hij zal samen met al zijn trawanten en diegenen die hun hart en ziel aan hem verkochten en zich weigerden te bekeren, in de Hel gegooid worden. Zij die doorheen alle beproevingen en lijden trouw blijven aan Christus, aan Zijn Evangelie en Zijn Kerk, zullen de kroon van de overwinning ontvangen en samen met de Verrezen Zegepralende Kerk (diegenen in de Hemel en nu nog in het Vagevuur) binnengaan door de poorten van Christus’ Koninkrijk; de Nieuwe Wereld, het Paradijs zoals het voor Adam en Eva bedoeld was, en waaruit zij na de zondeval verjaagd werden. De oude Aarde, bezoedeld en vervallen door de zonde, zal vergaan en verdwijnen. Zelfs de mooiste “paradijselijke” plek op deze aarde is slechts een schaduw, een schim van wat het Paradijs ons te bieden zal hebben.

Dàt is het enige, maar dan ook het enige doel van Jezus’ Kruisoffer: om ieder van ons binnen te laten in Zijn Koninkrijk. En wij moeten met Jezus meewerken om vele anderen te helpen óók binnen te gaan in dat Rijk. Want dát was één van de redenen van zijn doodsstrijd: dat zijn Offer voor zovelen nutteloos zou zijn.

De Duitse gestigmatiseerde zuster Emmerick kreeg eens een visioen over hoe Jezus aan kinderen vertelde over zijn Koninkrijk:

Ontroerend was het te zien hoe Jezus de kinderen van de bestuurder van het landgoed in de tuin onderwees. Hij vertelde aan deze kinderen ook over de zonen van Jakob en over de kinderen van Israël, hoe zij gemord hadden en daarom niet in het Beloofde Land gekomen waren. En toch was het Beloofde Land zo wonderschoon.

En dit zeggende wees Hij hun op de schone bomen en vruchten in de tuin en Hij beschreef hun de schoonheid van het Hemelrijk, dat eveneens beloofd is aan hen die Gods geboden onderhouden en dat een nog veel heerlijker land is; daarmee vergeleken is het aardse Beloofde Land slechts een woestijn.

Daarom moesten zij volgzaam, gehoorzaam, onderworpen zijn en alles met dankbaarheid verdragen wat Gods Voorzienigheid hun zou overzenden (of laten overkomen); zij mochten nooit morren, indien zij uit het Hemelrijk niet uitgesloten wilden worden; zij mochten niet twijfelen aan de schoonheid van dit Rijk, zoals de Israëlieten in de woestijn getwijfeld hadden aan de schoonheid van het hun Beloofde Land. Zij moesten geloven dat het veel gelukzaliger is dan dit land hier, ja, heerlijk boven alle begrip; zij moesten dit Rijk bestendig voor de geest houden en voor geen moeite, arbeid en inspanning terugdeinzen om het te verdienen.

Visioenen van A.K.Emmerick, nr. Fascikel 15, nr. 556

Zo moeten wij ook handelen: ons geen moeite, lijden en gebed ontzien om er te geraken en bovendien helpen te zielen redden. Ons enige doel op deze wereld is eigenlijk: heilig worden, doorheen Jezus Christus verdiensten verzamelen (onze schat in de Hemel, waar geen mot en geen dief aan kan) en uiteindelijk binnengaan in Zijn Koninkrijk, waar wij ALTIJD gelukkig zullen zijn en waar er nooit meer lijden, ziekte, verdriet, zonde en dood zal zijn. Wie kan zich dat voorstellen?

Daarom moeten wij geduldig het lijden verdragen; het geestelijk lijden door het zien hoe Christus’ Kerk aangevallen en kapot gemaakt wordt en hoe de wereld almaar duivelser wordt; hoe de macht van Satan almaar lijkt toe te nemen; een waar hellerijk van Satan. Maar wij mogen niet stoppen met bidden, goede werken doen en getuigen van ons geloof. Laten wij verenigd blijven met Jezus doorheen (rozenkrans)gebed en de Heilige Sacramenten en er nooit aan verzaken. Laten wij Hem nooit in de steek laten en de rug toekeren, hoeveel druk er van de verdorven buitenwereld ook kan komen. Houden wij stand en blijven wij vol goede moed, met onze blik steeds gericht op het Gelukzalige Koninkrijk dat ons te wachten staat als deze slechte tijd voorgoed voorbij zal zijn.

Toen toonde mij de engel de rivier met het water des levens, helder als kristal, die ontwelde aan de troon van God en van het Lam.  Zij liep midden door de straat van de stad, en op haar oevers, aan weerszijden, stond het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, elke maand eens; en zijn loof brengt de volken genezing. En er zal geen banvloek meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar staan en zijn dienstknechten zullen Hem vereren. Zij zullen zijn gelaat aanschouwen en zijn naam zal op hun voorhoofd zijn. Er zal geen nacht meer zijn en zij behoeven geen licht meer van lamp of zon, want God de Heer zal over hen lichten, en zij zullen heersen in de eeuwen der eeuwen.

Apoc. 22,1-5

Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn werk.  Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde.  Zalig zij die hun kleren rein wassen. Zij zullen recht krijgen op de boom des levens
en door de poorten mogen ingaan in de stad. Buiten blijven de honden, de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars: eenieder die de leugen liefheeft en doet. 

Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden
om u deze openbaringen aangaande de kerken bekend te maken.
Ik ben de Wortel uit het geslacht van David,
de stralende morgenster.’ De Kerk:
De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!
Laat wie het hoort, zeggen: “Kom!”
Wie dorst heeft kome.
Wie wil, neme het water des levens, om niet.’ 

Apoc. 22,13-17

Lees hier de ons met hoop vervullende boodschappen van het Boek der Waarheid over het Paradijs.