
“Dat paus Franciscus de onveranderlijke leer van de Kerk over de waarheid van de onontbindbaarheid van het huwelijk moge bevestigen.”
Noot: er wordt ons gevraagd om de volgende brief te verspreiden onder onze lezers en om u en andere media te vragen om ze a.u.b. zoveel mogelijk bekend te maken. De brief werd geschreven door Tomash Peta, Aartsbisschop van het aartsbisdom de Heilige Maria in Astana; Jan Pawel, Aartsbisschop emeritus van Karaganda; en Athanasius Schneider, Hulpbisschop van van het aartsbisdom de Heilige Maria in Astana:
Als gevolg van de publicatie van de Apostolische exhortatie Amoris laetitia werden in bepaalde particuliere kerken normen bekendgemaakt voor de toepassing en interpretatie ervan. Hierin worden de echtgescheidenen die een burgerlijk huwelijk met een nieuwe partner aangingen, niettegenstaande de sacramentele verbintenis waardoor zij met hun wettige echtgenoot zijn verbonden, toegelaten tot de sacramenten van de Biecht en de Eucharistie zonder de plicht, door God vastgelegd, te vervullen om op te houden de verbintenis van hun (verder) bestaand sacramenteel huwelijk te schenden.
Samen wonen more uxurio (d.i. als man en vrouw) met een persoon die niet diens wettige echtgenoot is, maakt tegelijkertijd een belediging uit van het Heilsverbond, waarvan het sacramenteel huwelijk een teken is (cfr. Katechismus van de Katholieke Kerk, 2384) en ook van het bruiloftskenmerk van het Eucharistisch mysterie zelf. Paus Benedictus XVI legde zulk een verband wanneer hij schreef: “De Eucharistie versterkt op onuitputtelijke manier de onverbrekelijke eenheid en liefde van elk christelijk huwelijk. Door de kracht van het sacrament wordt de huwelijksband verbonden met de Eucharistische eenheid van Christus de Bruidegom met Zijn Bruid, de Kerk (cfr. Ef. 5, 31-31)” (Apostolische Exhortatie Sacramentum caritatis,27).
Herders van de Kerk die het ontvangen van het sacrament van de Eucharistie door echtgescheidenen en zogenaamd “hertrouwden” gedogen of er machtiging toe geven, zelfs in individuele en uitzonderlijke gevallen, zonder dat deze in “bruidskledij” zijn gekleed, – ondanks het feit dat God zelf het in de Heilige Schrift voorschrijft (cfr. Matt. 22,11 en 1 Cor. 11,28-29) als de noodzakelijke vereiste voor een waardige deelname aan de Eucharistische huwelijks-maaltijd, – zijn medeplichtig aan een voortdurende belediging van de sacramentele huwelijksband, van het bruidsverbond tussen Christus en de Kerk en van deze tussen Christus en de individuele ziel die het Eucharistisch Lichaam ontvangt.
Verschillende particuliere Kerken hebben pastorale richtlijnen uitgevaardigd of aanbevolen met volgende of gelijkaardige formulering: “Indien dan deze keuze (om in onthouding te leven) moeilijk in praktijk te brengen is omwille van de stabiliteit van het koppel, sluit Amoris Laetitia de mogelijkheid van toegang tot de Biecht en de Eucharistie niet uit. Dit betekent iets van een opening, zoals in het geval waar er een morele zekerheid is dat het eerste huwelijk nietig was, maar waar de noodzakelijke bewijzen om dit in een gerechtsprocedure aan te tonen niet aanwezig zijn. Daarom is er geen reden waarom de biechtvader, op een bepaald punt, in zijn eigen geweten, na veel gebed en overweging, de verantwoordelijkheid niet zou opnemen voor God en de biechteling die vraagt om op een discrete wijze de sacramenten te mogen ontvangen.”
De hiervoor aangehaalde pastorale richtlijnen zijn in strijd met de universele traditie van de Katholieke kerk welke door middel van een ononderbroken Petrusambt van de Hoogste Gezagdrager altijd trouw is behouden, zonder enige schaduw van twijfel of dubbelzinnigheid, noch in de leer noch in de praktijk, waar het de onontbindbaarheid van het huwelijk betreft.
De aangehaalde normen en pastorale richtlijnen zijn daarenboven praktisch in strijd met de volgende waarheden en leerstellingen die de Katholieke kerk voortdurend heeft onderricht als
zijnde zeker:
- De inachtneming van de Tien Geboden van God, en in het bijzonder van het zesde Gebod, is bindend voor iedere menselijk persoon, zonder uitzondering, altijd en in elke omstandigheid. In deze aangelegenheid kan men geen individuele of uitzonderlijke gevallen toestaan, noch spreken van een hoger ideaal. St Thomas van Aquino zegt: “De voorschriften van de Decaloog weerspiegelen de bedoeling van de wetgever, dat is God. Daarom laten de voorschriften van de Decaloog geen dispensatie toe” (Summa theol. 1-2, q. 110, a.8c).
- De morele en praktische eisen, die voortvloeien uit de Tien Geboden van God, en in het bijzonder van de onontbindbaarheid van het huwelijk, zijn niet gewoonweg regels of positieve wetten van de Kerk, maar een uitdrukking van Gods heilige wil. Bijgevolg kan men niet spreken in dit verband van de primauteit (voorrang) van de persoon over de regel of de wet, maar eerder van de primauteit van Gods wil over de wil van een zondig menselijk persoon, op zulke wijze dat deze persoon gered wordt door Gods wil te vervullen met hulp van Zijn genade.
- Geloven in de onontbindbaarheid van het huwelijk en ermee in strijd zijn door zijn eigen daden terwijl men tegelijkertijd zichzelf ziet als vrij van zware zonde en zijn geweten sust door alleen te vertrouwen op Gods barmhartigheid vormt een zelfbedrog waartegen Tertullianus, een geloofsgetuige en getuige van de praktijk van de Kerk in de eerste eeuwen, als volgt waarschuwt: “Sommigen zeggen dat het voor God volstaat dat men Zijn wil in het hart en de ziel aanvaardt, ook al stemmen hun daden ermee niet overeen: op zo’n manier denken zij zelf te kunnen zondigen terwijl zij de integriteit van het geloofsbeginsel en van de vreze Gods vasthouden: dit is aldus volstrekt hetzelfde als wanneer men zou trachten het beginsel van kuisheid vast te houden, terwijl men de heiligheid en integriteit van de huwelijksband schendt en breekt” (Tertullianus, De poenitentia 5,10).
- De inachtneming van Gods Geboden, en in het bijzonder dit van de onontbindbaarheid van het huwelijk, kan niet worden voorgesteld als een grotere vervulling van een ideaal waarnaar zou moeten gestreefd worden in overeenstemming met het criterium van het goede dat mogelijk of haalbaar is. Het gaat eerder om een verplichting die God zelf ondubbelzinnig heeft opgelegd, en waarvan de niet inachtneming de straf van de eeuwige verdoemenis overeenkomstig Zijn Woord met zich meebrengt. Aan de gelovigen het tegendeel vertellen zou erop neerkomen hen te misleiden of hen ertoe aan te moedigen om ongehoorzaam te zijn aan Gods wil, en op die manier hun eeuwig heil in gevaar te brengen.
God staat iedereen bij om Zijn Geboden te onderhouden, wanneer er op gepaste wijze om verzocht wordt, zoals de Kerk onfeilbaar heeft onderwezen : “God gebiedt niet wat onmogelijk is, maar door te bevelen vermaant Hij u te doen wat mogelijk is, en om te vragen wat niet mogelijk is, en zo staat Hij u bij opdat gij in staat zou zijn om het te doen” (Concilie van Trente,6de sessie, hfst. 11) en “Als iemand zegt:de geboden van God zijn zelf voor mensen die gerechtvaardigd zijn en onder de genade staan, onmogelijk om te volbrengen, hij zij verdoemd” (Concilie van Trente, 6de sessie, canon 18.) De H. Johannes Paulus II volgde deze onfeilbare leer als hij het volgende onderwees: “Het onderhouden van de geboden van God kan in bepaalde situaties moeilijk, zeer moeilijk zijn: nooit is het echter onmogelijk. Dit is een constante leer uit de traditie van de Kerk” (Encycliek Veritatis Splendor, 102) en “Alle mannen en vrouwen zijn geroepen tot heiligheid, en deze lovenswaardige roeping wordt vervuld in de mate dat de menselijke persoon in staat is om Gods gebod te beantwoorden met een sereen vertrouwen in Gods genade en in zijn of haar wil” (Apostolische Exhortatie Familiaris Consortio,34). - De geslachtsdaad buiten een geldig huwelijk, en in het bijzonder overspel, is altijd objectief zwaar zondig en geen omstandigheid of geen reden kan het toelaatbaar maken of aangenaam in Gods aangezicht. St. Thomas van Aquino zegt dat het zesde Gebod een verplichting is zelf in het geval wanneer een daad van overspel een land van tirannie zou kunnen redden (De Malo, q.15,a.1,ad 5). De heilige Johannes Paulus II onderwees volgende eeuwige Kerkelijke waarheid: “ De negatief geformuleerde geboden daarentegen, dat wil zeggen die, die zekere concrete handelingen of bepaalde gedragswijzen als in zich slecht verbieden, kennen geen legitieme uitzondering; zij laten geen moreel aanvaardbare ruimte toe voor de ‘creativiteit’ van een of andere tegengestelde bestemming. Is eenmaal de zedelijke soort van een door een algemeen geldende regel verboden concreet gedefinieerde handeling herkend, dan bestaat het zedelijk goede handelen alleen daarin, dat men de zedenwet gehoorzaamt en de handeling die zij verbiedt achterwege laat” (Encyclical Veritatis splendor, 67).
- De overspelige vereniging van diegenen die burgerlijk gescheiden zijn en “hertrouwd” , ”geconsolideerd”, zoals dat heet, in de tijd en gekenmerkt door een zogeheten “beproefde trouw” in de zonde van overspel, kan de morele hoedanigheid van hun daad van schending van het sacramenteel huwelijksverbond niet veranderen, d.w.z. van hun overspel, dat altijd een intrinsieke slechte daad blijft. Een persoon die het ware geloof bezit en een kinderlijke vrees voor God kan nooit “begripvol” zijn voor daden die intrinsiek slecht zijn, zoals geslachtsdaden buiten een geldig huwelijk, vermits deze daden een belediging zijn voor God.
- Het toelaten van echtgescheidenen en “hertrouwden” tot de heilige Communie vormt in de praktijk een impliciete dispensatie van het inachtnemen van het zesde Gebod. Geen kerkelijk gezag heeft de macht om zulk een impliciete dispensatie in een enkel geval toe te staan, of in een uitzonderlijke en ingewikkelde situatie of met de bedoeling om een bepaald goed doel te bewerkstelligen (zoals bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen geboren uit een overspelige relatie) door voor zulke toegeving het barmhartigheidsbeginsel, of de “via caritatis”, in te roepen, of de moederlijke zorg van de Kerk of door te stellen dat men niet vele voorwaarden voor barmhartigheid wil opleggen. St Thomas van Aquino zegde: “In geen enkele omstandigheid mag een persoon overspel plegen (pro nulla enim utilitate debet aliquis adulterium committere)” (De Malo, q.15, a.1, ad. 5).
- Een norm die de schending van Gods zesde Gebod en van het sacramenteel huwelijksverbond enkel in een afzonderlijk geval of in uitzonderlijke gevallen, toestaat, vermoedelijk om een algemene wijziging van de canonische norm te vermijden, betekent niettemin altijd een strijdigheid met de waarheid en met Gods wil. Bijgevolg is het psychologisch niet op zijn plaats en theologisch een dwaling om in dit geval te spreken van een beperkende norm of een minder kwaad in tegenstelling met de algemene norm.
- Een geldig huwelijk van gedoopten is een kerkelijk sacrament en heeft van nature uit een openbaar karakter. Een subjectief oordeel van het geweten met betrekking tot de ongeldigheid van een eigen huwelijk, in tegenstelling met het corresponderende definitieve oordeel van een kerkelijke rechtbank, kan geen gevolgen meebrengen voor de sacramentele tucht, vermits de sacramentele tucht altijd een publiek karakter heeft.
- De Kerk, en specifiek de bedienaar van het Boetesacrament, heeft niet het vermogen om te oordelen over de gewetenstoestand van een individueel lid van de geloofsgemeenschap of over de rechtschapenheid van de intentie van het geweten, vermits “ecclesia de occultis non uidicat” (nota: de kerk oordeelt niet over hetgeen verborgen is) (Concilie van Trente, sessie 24, hfst. 1). De bedienaar van het Boetesacrament is bijgevolg niet de plaatsvervanger of vertegenwoordiger van de Heilige Geest, die in staat zou zijn om met Zijn licht in de meest innerlijke hoeken van het geweten binnen te gaan, vermits God de toegang tot het geweten strikt aan Zichzelf voorbehouden heeft: “sacrarium in quo homo solus est cum Deo” (Vatican Council II, Gaudium et spes, 16). De biechtvader kan zichzelf niet de verantwoordelijkheid voor God en voor de biechteling aanmatigen, om de biechteling impliciet dispensatie te verlenen van de inachtneming van het zesde Gebod en van de onontbindbaarheid van het huwelijksverbond door hem tot de heilige Communie toe te laten. De Kerk heeft niet het vermogen om gevolgen af te leiden voor het forum externum (nota: heel veralgemeend te begrijpen als het “rechtsgebied” ) van de sacramentele discipline op basis van een vermoede gewetensovertuiging van de ongeldigheid van iemand eigen huwelijk in de forum internum (d.i. op gebied van geweten).
- Een praktijk die aan hen die burgerlijk uit de echt gescheiden zijn, de zogenaamde “hertrouwden”, toelaat om het Boetesacrament en de Eucharistie te ontvangen niettegenstaande hun intentie om verder het zesde Gebod en hun sacramenteel huwelijksverbond te schenden, zou in strijd zijn met de Goddelijke waarheid en strijdig met het eeuwenoude inzicht van de Katholieke Kerk, met het vaststaande gebruik, ontvangen en gelovig bewaard van de tijd van de Apostelen af en meer recentelijk bevestigd op stellige wijze door de heilige Johannes Paulus II (cfr. Apostolische exhortatie Familiaris consortio, 84) en door Paus Benedictus XVI (cfr. Apostolische exhortatie Sacramentum caritatis, 29).
- De vermelde praktijk zou voor elk redelijk en gevoelig persoon een duidelijke breuk zijn met de eeuwenoude en Apostolische praktijk van de Kerk en zou daarom niet een ontwikkeling in continuïteit voorstellen. Met dit feit voor ogen zou er geen valabel argument voor zijn: contra factum non valet argumentum. Zulk een pastorale praktijk zou een tegengetuigenis zijn voor de onontbindbaarheid van het huwelijk en een vorm van medewerking van de kant van de Kerk in de verspreiding van de “echtscheidingsplaag”, waartegen het tweede Vaticaans Concilie waarschuwde (cf. Gaudium et spes, 47).
- De Kerk onderwijst bij middel van wat zij doet, en zij heeft te doen wat zijn onderwijst. Met betrekking tot de pastorale actie voor personen in onregelmatige relaties schreef de heilige Johannes Paulus II: “De pastorale actie moet ernaar streven de noodzaak duidelijk te maken van overeenstemming tussen de levenskeuze en het geloof dat men belijdt. Zij zal al wat mogelijk is doen om zulke personen ertoe te brengen hun situatie in overeenstemming te brengen met de christelijke beginselen. Met hoe grote liefde de herders van de Kerk hen ook behandelen en met hoe grote ijver zij hen ook aansporen tot deelname aan het leven van hun eigen gemeenschappen, toch mogen zij hen helaas niet toelaten tot de sacramenten” (Apostolische Exhortatie Familiaris consortio, 82).
Een authentieke begeleiding van personen die zich in een objectieve staat van zware zonde bevinden en op een ermee overkomende weg van pastorale onderscheiding, kan niet nalaten om aan deze personen, met alle vereiste barmhartigheid, Gods gehele wil aan te zeggen, op zulke manier dat zij oprecht tot berouw komen over hun zondige daden van te leven more uxorio met een persoon die niet hun wettige echtgenoot is. Tegelijkertijd moeten een authentieke begeleiding en pastorale onderscheiding hen aanmoedigen, met de hulp van Gods genade, om dergelijke daden in de toekomst niet meer te stellen. De Apostelen en de gehele Kerk doorheen twee millennia hebben aan de mensheid altijd de gehele waarheid verkondigd met betrekking tot het zesde Gebod en de onontbindbaarheid van het huwelijk, en volgden daarmee de aanmaning van de heilige apostel Paulus: “want ik heb niet nagelaten om u Gods raadsbesluit in zijn volle omvang te verkondigen” (Handelingen 20,27). - De pastorale praktijk van de Kerk betreffende het huwelijk en het sacrament van de Eucharistie heeft zo een belang en zo’n beslissende gevolgen voor het geloof en het leven van de gelovigen dat de Kerk, om aan het geopenbaarde Woord Gods trouw te blijven, elke zweem van twijfel en verwarring in deze aangelegenheid moet vermijden. De heilige Johannes Paulus II formuleerde deze eeuwenoude waarheid van de Kerk als volgt: “Met deze nadrukkelijke verwijzing naar de leer en de wetgeving van de Kerk beoog ik in allen een levendig verantwoordelijkheidsgevoel te wekken dat ons moet leiden bij het omgaan met heilige zaken. Deze zijn, zoals bijvoorbeeld de sacramenten, niet ons eigendom, en wij mogen ze, waar het bijvoorbeeld gaat om de gewetens, niet in twijfel en verwarring laten. Beide zijn, ik herhaal het nog eens, heilige zaken, zowel de sacramenten als de gewetens. Van ons vragen ze dat wij hen in waarheid dienen. Daarom is er een kerkelijke wetgeving. (Apostolische Exhortatie Reconciliatio et Paenitentia, 33).
Ondanks de herhaalde verklaringen over de onveranderlijkheid van de kerkelijke leer inzake huwelijk, echtscheiding, aanvaarden verscheidene particuliere kerken vandaag echtscheiding in hun sacramentele praktijk, en het verschijnsel groeit. Enkel de stem van de Opperherder van de Kerk kan definitief een situatie voorkomen waarbij in de toekomst de Kerk van deze onze tijd wordt beschreven in volgende bewoordingen: “De gehele wereld zuchtte en nam met verbazing er nota van dat de Kerk echtscheiding in de praktijk aanvaard heeft” (ingenuit totus orbis et divortium in praxi se accepisse miratus est), naar een analoog gezegde waarmee de heilige Hiëronymus de Ariaanse crisis beschreef.
Gelet op dit zeer reëel gevaar en de wijd verspreide plaag van echtscheiding in het leven van de Kerk, die impliciet gerechtvaardigd wordt door de vermelde normen en toepassingen van de Apostolische Exhortatie Amoris laetitia; gelet op het feit dat de vermelde normen en richtlijnen van bepaalde particuliere kerken als gevolg van de hedendaagse globale cultuur in het publieke domein (aan de orde) zijn; gelet verder op het gebrek aan doeltreffendheid van talrijke oproepen die privatelijk en op een discrete manier tot Paus Franciscus zijn gedaan zowel door talrijke gelovigen als door bepaalde Herders van de Kerk, worden wij gedwongen om deze dringende oproep te doen. Als opvolgers van de Apostelen worden wij ook bewogen door de plicht om onze stemmen te verheffen wanneer de heiligste zaken van de Kerk en deze van het eeuwige heil van zielen in vraag worden gesteld.
Mogen de volgende woorden, waarmee de heilige Johannes Paulus II de onrechtmatige aanvallen tegen het kerkelijk Leergezag beschreef, een licht vormen voor alle herders in de Kerk in deze moeilijke tijden en hen aanmoedigen om te handelen in een steeds groeiende eenheid: “Het leergezag van de kerk wordt immers niet zelden verweten allang achterhaald te zijn en niet open te staan voor de eisen van de geest van de moderne tijd; de kerk zou een weg volgen die niet alleen schadelijk is voor de mensheid maar ook voor de kerk zelf. Door hardnekkig aan haar eigen standpunten vast te houden zal de kerk, zo zegt men, tenslotte aan populariteit inboeten en zullen de gelovigen zich steeds meer van haar verwijderen”. (Brief aan de families, Gratissimam sane, 12).
Overwegende dat de toelating van de echtgescheidenen en de zogenaamde “hertrouwden” tot het Boetesacrament en de Eucharistie, zonder van hen te eisen dat zij in onthouding leven, een gevaar vormt voor het geloof en het heil van de zielen en meer nog dat het een belediging vormt aan Gods heilige wil; en verder in overweging genomen dat zulke pastorale praktijk nooit uitdrukking van barmhartigheid kan zijn, van de “via caritatis” of de moederlijke zorg van de Kerk naar zielen die in zonde leven, richten wij met diep pastorale bezorgheid deze dringende oproep tot gebed opdat Paus Franciscus op een ondubbelzinnige manier de vermelde pastorale richtlijnen, die reeds in verschillende particuliere kerken zijn geïntroduceerd, zou herroepen. Zulk een daad van het Zichtbaar Hoofd van de Kerk zou de herders en de gelovigen van de Kerk troosten, overeenkomstig het mandaat dat Christus, de Opperherder van de zielen, aan de apostel Petrus heeft gegeven, en langs hem aan al zijn opvolgers: “Sterk uw broeders!” (Lukas 22,32).
Mogen de volgende woorden van een heilige Paus en van de heilige Catharina van Siëna, een kerklerares, een licht en een troost zijn voor allen in de Kerk van onze dagen: “Dwaling die niet weerstaan wordt, wordt aanvaardt. Waarheid, die niet verdedigd wordt, wordt onderdrukt” (Heilige Felix III, paus, +492) en “Heilige Vader, God heeft u gekozen in de kerk, opdat u een instrument zou zijn om ketterij te bestrijden, leugens te ontmaskeren, de Waarheid te verheffen, duisternis te verjagen en licht te brengen” (Heilige Catharina van Siëna, +1380).
Toen Paus Honorius I (625-638) een dubbelzinnige houding aannam tegenover de verspreiding van de nieuwe ketterij van het Monotheïsme, zond de heilige Sofronius, Patriarch van Jeruzalem, een bisschop van Palestina naar Rome, met de volgende bewoordingen: “Ga naar de Apostolisch Stoel, waar de fundamenten van de heilige leer zich bevinden, en hou niet op te bidden tot de Apostolisch Stoel de nieuwe ketterij veroordeelt.” De veroordeling kwam er in 649 door de heilige paus en martelaar Martinus I.
Wij richten deze gebedsoproep in het bewustzijn dat het eraan in gebreke blijven een ernstige nalatigheid zou geweest zijn. Christus, de Waarheid en de Opperherder, zal ons oordelen wanneer Hij verschijnt. Wij vragen Hem, nederig en vertrouwvol, al de herders en de schapen te belonen met de onvergankelijke kroon van glorie (cfr. Petrus 5,4).
In de geest van geloof en vanuit een kinderlijke en vrome genegenheid verheffen wij ons gebed voor Paus Franciscus:
“Oremus pro Pontifice nostro Francisco: Dominus conservet eum, et vivificet eum, et beatum faciat eum in terra, et non tradat eum in animam inimicorum eius. Tu es Petrus, et super hanc petram aedificabo Ecclesiam Meam, et portae inferi non praevalebunt adversus eam.”
Als een concrete weg bevelen wij aan om elke dag dit oude kerkgebed op te zeggen of een deel van de heilige Rozenkrans voor de intentie dat Paus Franciscus op een ondubbelzinnige wijze deze pastorale richtlijnen, die de echtgescheidenen en de zogeheten “hertrouwden” toelaten tot het Boetesacrament en de Eucharistie zonder hen te vragen om de verplichting tot een leven in onthouding te vervullen, zou herroepen.
18 januari 2017, het Oude Feest van Petrus’ stoel in Rome.
+ Tomash Peta, Metropolitan Aartsbisschop van het aartsbisdom van de Heilige Maria in
Astana
+ Jan Pawel Lenga, Aartsbisschop-Bisschop emeritus van Karaganda
+ Athanasius Schneider, Hulpbisschop van het aartsbisdom van de Heilige Maria in Astana
Bron: LifeSiteNews
(Dank aan H.B. voor vertaling)