Zoals Christus is verrezen, zo zal ook zijn Kerk verrijzen

Graag willen wij onze lezers een Zalig Pasen wensen. Christus werd op gruwelijke wijze gefolterd, gekruisigd, vernederd, bespot en bespuugd, en ter dood gebracht. Maar de overwinning die de Farizeeën en de Romeinen dachten behaald te hebben, veranderde in een verpletterende nederlaag: Christus verrees en zijn Kerk begon te groeien. En zijn vijanden, die Hem ter dood hadden gebracht, gingen ten onder. Nu, in deze laatste dagen, moet zijn Kerk dezelfde passie ondergaan als haar Meester. Ze wordt aangevallen (van buiten en van binnen uit), gefolterd, bespuugd, vernederd en ze zal (schijnbaar) ter dood gebracht worden. Maar dan zal plots haar glorierijke verrijzenis komen, en zullen haar vijanden schielijk ten onder gaan. Die verrijzenis van de Kerk, en de ondergang van haar vijanden, is niet meer zo veraf.

Uit de Catechismus van de Katholieke Kerk:

Nr. 675 – 677. De laatste beproeving van de Kerk

Voorafgaand aan de komst van Christus moet de Kerk een laatste beproeving doorstaan die het geloof van talrijke gelovigen zal doen wankelen. De vervolging waarmee haar pelgrimstocht op aarde vergezeld gaat, zal het “mysterie van de ongerechtigheid” onthullen in de vorm van een godsdienstig bedrog dat de mensen een schijnoplossing biedt voor hun problemen. De prijs die zij daarvoor betalen is dat zij afvallen van de waarheid. […]

De Kerk zal de heerlijkheid van het koninkrijk alleen maar binnengaan door dit laatste Pasen heen, wanneer zij haar Heer in zijn dood en verrijzenis zal volgen. Het koninkrijk zal derhalve niet tot stand komen door een historische triomf van de Kerk op grond van een steeds verdere vooruitgang, maar door een overwinning van God op het kwaad dat zich voor de laatste strijd heeft opgemaakt. […] De triomf van God over de opstand van het kwaad zal de vorm aannemen van het laatste oordeel, na de kosmische beving van deze wereld die voorbijgaat.

In dezelfde bewoordingen spreekt ook de Zalige Anna Katharina Emmerick (uit: De Strijdende Kerk):

“Ik zag de kerk der afvalligen geweldig toenemen. Ik zag de duisternis die er van uitging zich in de hele wereld verspreiden en ik zag veel mensen de wettige Kerk verlaten en zich tot de andere wenden. Daar is alles veel mooier, veel natuurlijker en beter geordend. Ik zag betreurenswaardige dingen. Men speelde, dronk, kletste, men maakte vrouwen het hof in de kerk, in één woord, men bedreef er allerlei soorten gruwelen. De priesters lieten alles toe en lazen de H. Mis met veel oneerbiedigheid [dit doet ons denken aan de toestand in veel hedendaagse parochiekerken, nvdr]. Ik zag er maar weinigen die nog godsvrucht hadden en de dingen gezond beoordeelden. Dat alles bedroefde mij ten zeerste. Toen bond mijn hemelse Bruidegom mij bij het middel vast, zoals Hij zelf aan de geselkolom werd vastgebonden, en zei: “Zo zal de Kerk nog gebonden worden, zo zal zij worden vastgeklemd, totdat zij zich weer kan oprichten”. Ik zag in de toekomst de godsdienst diep wegzinken. Alleen in enkele haardsteden en in enkele gezinnen hield zij stand. Die heeft God ook gespaard voor de rampen van de oorlog”.

 “Ik zag op een groene weide veel mensen, waaronder “geleerden”, zich terzijde bijeen groeperen, en er verrees een “nieuwe kerk”, waarin zij zich verzamelden. Die kerk was rond met een grijze koepel en zoveel mensen stroomden daar samen, dat ik niet begreep hoe zij er allemaal in konden. Zij willen één enkel lichaam zijn, maar in iets anders dan in de Heer. Er heeft zich een lichaam gevormd, een gemeenschap buiten het lichaam van Jezus, dat de Kerk is: een valse kerk, zonder Verlosser, waarvan het mysterie is dat zij geen mysterie bezit. Ik kan niet zeggen hoezeer alles wat zij doen afschuwelijk, verderfelijk en ijdel is. Bijna niemand hunner kent de duisternis te midden waarvan hij werkt. Schijnbaar is alles zuiver, in werkelijkheid is er slechts leegte. Zij zit vol hoogmoed en verwaandheid en daardoor vernielt zij alles en voert tot het kwade ondanks de mooie schijn. Het gevaar schuilt in haar schijnbare onschuld. Zij werken en handelen buiten Christus om. Door Hem alleen wordt alle leven geheiligd en buiten Hem wordt iedere gedachte en iedere handeling het rijk van de dood en van de duivel.”

“Ik kan geen woorden vinden om de noodlottige gevolgen te beschrijven van die werking tegen de Kerk. Ze werden mij zinnebeeldig voorgesteld, maar er bestaan geen woorden of uitdrukkingen om de verpestende, duistere, moorddadige invloed weer te geven, welke die ‘verlichte’, nieuwe kerk rondom zich verspreidde. Overal waar ze doordrong verdorde alle groen: de bomen stierven, de tuinen verloren hun pracht en sieraad. Ik zag de duisternis tot op grote afstanden haar fatale uitwerkselen voortbrengen. Ik weet echter niet wat er van al die mensen werd, die in zo dichte drommen in de nieuwe kerk waren binnengestroomd. Het scheen mij dat zij al haar aanhangers verslond: ze werd hoe langer hoe zwarter. Ik zag meerdere groepen welmenende mensen naar een kant van de weide snellen, waar nog groen gras was, en licht.”

“[…] Wat nog erger is: hoeveel herders zijn door dezelfde, voor de Kerk zo gevaarlijke ideeën verleid, en helaas, met dwaalleer besmet. Hoe smart me de aanblik van de grote tegenkerk, die ruim is, vreemd en extravagant: iedereen moet er binnentreden, zich erbij aansluiten. In die kerk zullen allen dezelfde rechten genieten: Lutheranen, Katholieken, alle sekten zonder onderscheid; het moet een vereniging van profanen worden, één kudde, één herder. Ook moet er een paus zijn, maar zonder macht en gezag, die niets te zeggen heeft, maar tegen loon zijn ambt zal vervullen. Alles is goed overwogen en veel is reeds bereikt, doch op de plaats van het altaar is niets dan desolaatheid en gruwel. Maar zij rekenen buiten God, die andere plannen heeft…”

“Het ongeloof van dit tijdperk heeft zijn hoogtepunt bereikt; er komt nog een ongelofelijke verwarring. Maar na het ‘onweer’ zal het geloof zich weer herstellen. Toen zag ik echter een Vrouw vol majesteit; zij schreed over het grote plein voor de Kerk. Haar wijde mantel had zij op beide armen en ze zweefde stil omhoog. Daar stond ze nu op de koepel en spreidde haar mantel, die straalde alsof hij met goud was bestikt, over de Hele Kerk uit. De slopers hadden juist een ogenblik rust genomen. Nu wilden zij weer aan de slag, maar ze konden op geen enkele manier bij de ruimte onder de mantel komen. Aan de achterzijde begonnen zij, die met de wederopbouw bezig waren, met een ongelofelijke ijver te werken. Er kwamen heel oude, gebrekkige en vergeten mensen, dan sterke krachtige jonge mensen, vrouwen en kinderen, geestelijken en leken, en weldra was het hele gebouw hersteld.”

“Toen zag ik een nieuwe paus komen [Petrus Romanus?]. Hij was jonger en veel strenger dan de vorige. Hij naderde in processie en men ontving hem met luister. Hij scheen klaar om de Sint Pieter te consacreren, maar ik hoorde een stem zeggen, dat een nieuwe consecratie niet nodig was, omdat het Allerheiligste Sacrament er altijd bewaard was gebleven. Men moest toen op zeer plechtige wijze een dubbel feest vieren: een algemeen jubileum en het herstel van de Kerk. Alvorens het feest te beginnen had de paus reeds aanwijzingen aan zijn mensen gegeven, die zonder enige tegenspraak te ontmoeten, een menigte leden van de hoge en lage geestelijkheid uit de vergadering der gelovigen verwijderden en wegzonden. Ik zag dat zij de bijeenkomst mopperend en woedend verlieten. De paus nam heel andere personen in dienst, geestelijken en leken. Toen begon de grote plechtigheid in de Sint Pieter. Ik heb dezer dagen wonderlijke dingen gezien aangaande de Kerk. De Kerk van Sint Pieter was bijna geheel verwoest door de sekte; maar de werken van de sekte werden ook verwoest; en alles wat hun toebehoorde. Hun schorten en uitrusting werden verbrand door de beul op een plaats van schande. Ik zag in dit visioen de Moeder Gods zo hard aan het werk voor de Kerk, dat mijn godsvrucht tot haar nog is toegenomen.”

“Het gebed ‘Uw Rijk kome’ zal weldra worden verhoord. Ik had een sterke indruk van de nadering van het Rijk Gods. Ik bemerkte hoe zich in de hele natuur een prachtvol en hoger leven vertoonde en hoe een heilige ontroering zich meester maakte van alle mensen, zoals in de tijd toen de geboorte van de Heer nabij was. En ik voelde de nadering van het Rijk Gods zo nabij, dat ik mij gedwongen zag het met vreugdekreten tegemoet te snellen.

Volgens mij zitten we nu in een ongezien dieptepunt, hoewel er vandaag nog steeds mensen zijn die zich bekeren en toetreden tot de Ware Kerk. Wanneer de Waarschuwing aanbreekt, kan er een enorme heropleving van het geloof komen in onze contreien en in de wereld, maar op voorwaarde dat wij – die het ware geloof bezitten – Christus helpen in het Evangeliseren van die bekeerden, zodat ze geen dwaalwegen inslaan en alzo terug naar hun verderf lopen.

Blijven we hoopvol. Er komen nog vele beproevingen, maar de beproevingen dienen tot zuivering – zuivering van de Kerk en de wereld. Satan zal nooit winnen. Zijn valse oecumenische kerk die hij wil oprichten, zal geen lang leven beschoren zijn. Christus zal het met de grond gelijk maken.

Jezus nam me mee naar Rome en liet de satanische vertegenwoordigers van het Vaticaan naar Hem toe komen. Jezus zweefde boven het Sint-Pietersplein en ik bevond mij naast Hem. Uit een ander visioen van de Moeder Gods, wist ik reeds, dat de vertegenwoordigers van het valse geloof, binnen het Vaticaan gezocht en gevonden moeten worden. Dit visioen, dat de Moeder Gods mij toen liet zien, was heel belangrijk voor mij, want ik had er geen idee van, dat deze valse leer vanuit de Kerk zou komen. Ik was altijd van mening, dat de wereld uiteindelijk geregeerd zou worden door een communistisch regime, die dan ook de toon zou zetten wat de religie betreft. Nee, de Moeder Gods had mij een andere waarheid getoond en geopenbaard.

Zonder uitzondering: alle vertegenwoordigers van het valse geloof (dat waren vele kardinalen en bisschoppen over de hele wereld) en de paus, als Valse Profeet (die enige tijd daarvoor op de Stoel van Petrus was gezeten), met dan de Antichrist aan het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk, die nu niet meer als zodanig werd bestempeld, maar als “één-wereldreligie”. Zonder uitzondering moesten al deze “hoogwaardigheidsbekleders” zich voor Jezus Christus verantwoorden.

Allen wisten, dat zij nu voor Jezus Christus stonden en deden daarvoor nog vlug hun kazuifels aan, enkel om Jezus te behagen. Dit was hun laatste poging om hun hypocriete houding te verhullen, want zij waren allen ten prooi gevallen aan het geloof dat Jezus Christus slechts een mens was, en niet ook ‘God’ belichaamde met zijn gehele Persoon. Maar het bleef alleen bij een poging van bedrog.

Plotseling zag ik hoe Jezus Christus diep ademhaalde en zijn adem ophield. Hij sprak helemaal niet met die individuen, noch wachtte Hij op enige rechtvaardiging. Ik kon zien, dat sommigen van hen zich stilletjes wilden verantwoorden, maar het bereikte niet de Persoon tot wie het was gericht (Jezus Christus).

Jezus ademde dan met geweld uit en de zucht van Zijn adem, die als een enorme storm Zijn Mond had verlaten, kwam neer op deze slechte horde mensen. Ik kon zien hoe hun hoofden werden afgerukt en hoe zij van hun kazuifels werden ontdaan, zoals men Jezus Christus kort voor de kruisiging de klederen van Zijn Lichaam hadden afgerukt.

De hele horde (ik kon ook vrouwen onder hen zien) met inbegrip van de Valse Profeet en de Antichrist, werden met deze storm weggevoerd naar de Hel, waar zij voor eeuwig blootgesteld worden aan de kwelling, opgelopen door hun satanische leven.

Bijna op hetzelfde ogenblik had Jezus Christus Petrus opnieuw aangesteld als hoofd van de Rooms-Katholieke en Apostolische Kerk, en de Kerk begon voor de laatste maal in haar geschiedenis opnieuw te bloeien, en dat voor altijd.

Uit het visioen van H. Lungenschmid in 1975

Zalig Pasen!