De eigenlijke ‘Mis van Vaticanum II’ is de Mis volgens het Missaal van 1965, niet 1969

De modernisten hebben het steeds over het ‘de geest van het Concilie’, ‘gehoorzaamheid aan het Concilie’, en verketteren daardoor de Tridentijnse Mis, omdat die pré Vaticanum II is. Paus Johannes XXIII had echter nooit de intentie om de H. Mis te hervormen tot op het punt zoals die er nu uitziet. Wanneer men spreekt over de ‘Mis van het Concilie’, dan weten de meesten eigenlijk niet dat de ‘Mis van het Concilie’ de Mis volgens het Missaal van 1965 is, en niet volgens het Missaal van 4 jaar later, in 1969. De Hervormde Mis, of de ‘Mis van het Concilie’ zou er in principe niet zo veel anders hebben uitgezien dan een Tridentijnse Mis. De huidige Novus Ordo Mis wijkt enorm af van wat men tijdens het Concilie voor ogen had.

De H. Mis onderging reeds een aantal significante veranderingen vanaf de jaren 1940, en dat versnelde in de jaren 1950. Er werden meer veranderingen gepland door het Vaticaan, voordat het Tweede Vaticaans Concilie werd bijeengeroepen. Paus Johannes XXIII bracht de laatste verandering aan, in 1962. De traditionalisten (inclusief FSSPX) celebreren daarom allemaal volgens het missaal van 1962.

De liturgische veranderingen die werden overwogen waren algemeen van aard, en bevatten voorstellen die veel bescheidener waren dan de substantiële veranderingen die gebeurden in 1969 en later.

Het missaal dat gepubliceerd werd in 1965, bevatte veel, zoniet de meeste inzichten van het Concilie. De veranderingen die ingesloten liggen in het missaal van 1965 worden meer gezien als deze die voorzien werden door het Concilie dan de veel drastischere veranderingen die vervat liggen in het Missaal van 1969, een missaal dat ontworpen was door een kleinere raad van liturgisten, en eigenlijk veel van de bisschoppen verraste die het Concilie bijwoonden.

De veranderingen omvatten een wijdere mogelijkheid tot gebruik van de volkstaal, maar niet voor de hele Mis. Enkel de ‘Liturgie van het woord’ moest met het gezicht richting het volk geschieden, en er was een verkorting van de gebeden aan de voet van het altaar, en de weglating van het Laatste Evangelie. Maar voor de rest bleef de Mis over het algemeen onveranderd: de Mis werd Ad Orientem gecelebreerd, en het belangrijkste deel, de Canon van de Mis, bleef onveranderd en in het Latijn.

Iemand van 1900 of van 1700 die in die Mis zou binnenkomen, zou niet geschokt zijn. Hij zou wat verschillen merken, maar de Mis zou nog herkenbaar zijn voor hen.

Gebeden aan de voet van het altaar

De Mis begon met de gebeden aan de voet van het altaar. Noch het Missaal van 1965, noch die van 1962 of eerdere missalen noemden dit deel van de Mis ooit ‘de gebeden aan de voet van het altaar’, maar dat was hun traditionele beschrijving. Technisch gezien vonden ze plaats voordat de Mis formeel was begonnen. De Mis begon formeel toen de celebrant het altaar beklom, het kruisteken maakte en de Introïtus reciteerde. Desalniettemin werden deze gebeden aan de voet van het altaar in het missaal van 1965 voortgezet. Er waren een paar veranderingen, maar over het algemeen waren ze klein. Hier is een korte beschrijving:

1. De celebrant boog of knielde, zoals vereist, maakte het kruisteken en reciteerde (in de volkstaal of in het Latijn): “Ik zal naar het altaar van God gaan.” De misdienaar of anderen reageerden “op God die vreugde geeft aan mijn jeugd.” Hier werd echter niet de volledige psalm 42 gereciteerd, alleen de antifoon, zoals in de Requiemmis gebruikelijk was geweest.

2. De celebrant boog diep en reciteerde het Confiteor (in de volkstaal of in het Latijn). De gebruikte tekst was nog steeds de traditionele, waarin de heiligen Michaël, Johannes de Doper, Petrus en Paulus werden genoemd.

3. De misdienaars reciteerden de Misereatur (in de volkstaal of in het Latijn) en reciteerden vervolgens hun eigen Confiteor. Dit werd gevolgd door het reciteren door de celebrant van de Misereatur en vervolgens het Indulgentium (vandaag weggelaten) samen met het teken van het kruis.

4. Toen hij naar het altaar ging en het vereerde, zei de celebrant de Aufer a nobis en de Oramus te met gedempte stem (en alleen in het Latijn).

Formeel begin van de Mis

1. De celebrant maakte het kruisteken, las de Introïtus (Ingangsantifoon) en reciteerde vervolgens het negenvoudige Kyrie (heden ingekort) met de misdienaars. Als een schola (koor) het Introïtus en het Kyrie zong, zou de celebrant het echter met hen meezingen in plaats van het privé voor te dragen. Latijn of volkstaal kan worden gebruikt.

Dit is belangrijk omdat in de het Missaal van 1962 en daarvoor het zingen van de schola niet echt ‘telde’. De celebrant moest nog de gezongen teksten zelf zeggen. Het Missaal van 1962 voorzag in de celebrant om het epistel en het evangelie niet te reciteren, maar alleen als ze werden gezongen door een geestelijke. Maar aangezien de andere teksten gewoonlijk niet door geestelijken werden gezongen, moest de celebrant ze gewoonlijk rustig opzeggen. Dit maakte het zingen door koren tot een soort omkadering die het oude concept van verschillende ministeriële functies die de celebrant assisteerden bij de verkondiging van de heilige teksten had verloren. Het Missaal van 1965 herstelde deze ministeriële functie en vereiste niet dat teksten die werden gezongen door koren of lezingen die werden voorgedragen door geschikte bedienaren, opnieuw privé en officieel door de celebrant werden gezegd.

In de rubrieken werd niet gesproken over naar de Epistelkant (rechterkant) van het altaar gaan, maar het Missaal van 1962 ook niet. Niettemin werden deze gebeden traditioneel gesproken aan de rechterkant van het altaar.

Hoewel er op dit punt niets werd gezegd, gingen de rubrieken ervan uit dat de celebrant bij het altaar was. Echter, door de late jaren zestig lijkt het erop dat deze riten na de gebeden aan de voet van het altaar en na de verering van het altaar werden verplaatst naar de sedilia (stoel). Het Missaal van 1965 maakte hier echter geen melding van als optie.

2. Als het Gloria gereciteerd moest worden, werd de celebrant opgedragen naar het midden van het altaar te gaan en daar het gebed te beginnen. Nogmaals, als het werd gezongen, mocht hij het niet privé reciteren, maar werd hij aangemoedigd om het met anderen te zingen. Latijn of volkstaal kan worden gebruikt.

3. Collecta – Zich tot de mensen wendend, zei de celebrant: “De Heer zij met u”, en zij antwoordden: “En met uw geest.” Ook hier kan dit zowel in het Latijn als in de volkstaal (met de juiste vertaling) worden gezegd. Hij zei toen: “Laten we bidden” en zei of zong de Collecta (openingsgebed). Het Missaal van 1965 leverde goedgekeurde Engelse vertalingen van de gebeden van het Missaal van 1962 die behoorlijk nauwkeurig waren. En het gebed kon zowel in het Latijn als in de volkstaal worden opgezegd.

Liturgie van het Woord

Het nieuwe lectionarium bestond niet, en dus maakte het Missaal van 1965 gebruik van de lezingen in het missalen van 1962 en eerdere. Het belangrijkste verschil was dat er nu goedgekeurde versies van de lezingen in de volkstaal beschikbaar waren en konden worden gebruikt. De lezingen werden als volgt uitgevoerd:

1. Epistel – De Ritus Servandus stelt met betrekking tot het epistel (eerste lezing): “In missen die gezongen of voorgedragen worden met de deelnemers, is het wenselijk dat de lezingen worden gezongen of uitgesproken door een lector of geschikte bedienaar, in de ambo of in het koor, terwijl de celebrant zit en luistert.”

2. De gezangen (Graduale en Alleluia) die volgden werden gezongen door een schola (koor), of door het volk, of ze werden voorgelezen door de lector of bedienaar op dezelfde plaats (maar aan het einde kwam hij niet naar de celebrant voor een zegen).

3. Het evangelie kan gezongen of gezegd worden door een diaken of door een andere priester. “Als de celebrant echter het evangelie leest, zingt of zegt, dan … stijgt hij naar de voetruimte van het altaar en, diep buigend, zegt de Munda cor en de Dominus sit. Hij gaat dan naar de ambo of het koor en zingt of zegt het evangelie … uiteindelijk kust hij het boek en zegt hij de per evangelica dicta … “

4. De homilie werd gehouden en de geloofsbelijdenis kon worden uitgesproken door de celebrant, hetzij aan het altaar (op de traditionele manier) of aan de stoel. Hij reciteerde de geloofsbelijdenis met de mensen.

5. De gebeden van de gelovigen werden als optie hersteld. Ze konden geleid worden in de ambo (lezenaar), bij de stoel of bij het altaar. De celebrant zei: “De Heer zij met u”, en het volk antwoordde: “En met uw geest.” De celebrant zei: “Laten we bidden.” En dan, als er gebeden van de gelovigen waren, werden ze voorgelezen, anders ging de celebrant verder met het voorlezen van de offertorium-antifoon.

De Liturgie van de Eucharistie

Vanaf dat moment was de Mis grotendeels onveranderd. In het kort enkele hoogtepunten, met speciale aandacht voor de weinige wijzigingen die zijn aangebracht:

1. De traditionele offertoriumgebeden werden nog steeds gezegd, en alleen in het Latijn (Suscipe Sancte Pater, Offerimus tibi). Zo waren ook de andere gebeden ongewijzigd, opnieuw alleen in het Latijn (Deus qui humanae bij het mengen van water en wijn). Vlak voor het wassen van de handen werd het In spiritu humilitatis gezegd. Het Veni sanctificator werd ook nog gezegd.

2. Voor het wassen van de handen werd het traditionele gebed Lavabo inter innocentes nog steeds in zijn geheel opgezegd (Psalm 25) en was de Suscipe sancta Trintitas nog niet geschrapt. Al deze gebeden werden in het Latijn uitgesproken.

3. Terwijl hij het altaar kuste en zich tot de mensen wendde, zei de priester het orate fratres, maar hij kon dat in de volkstaal doen.

4. Gebed over de gaven – zich terug naar het altaar kerend, zei de celebrant de gebeden over de gaven, die zowel gezegd of gezongen konden worden in de volkstaal of in het Latijn.

5. Prefatie (en er waren een paar nieuwe in het Missaal van 1965) kon ook gezegd of gezongen worden, in zowel volkstaal als Latijn.

6. Sanctus, kon gezegd of gezongen worden in de volkstaal of het Latijn.

Canon van de Mis

7. Geheel onveranderd en geheel in het Latijn. Er was slechts één canon: de Romeinse canon (zoals in het Missaal van 1962), en het werd geheel in het Latijn gebeden. Consecratiewoorden ongewijzigd. Alle gebaren onveranderd, met uitzondering van de meerdere kruistekens bij het Per Ipsum.

Onze Vader en Communie

8. Het Onze Vader kon in het Latijn of de volkstaal. Bij Pax Domine was er geen “handjes schudden”. Het Agnus Dei kon eveneens in het Latijn of de volkstaal. De gebeden van de priester waren verder in het Latijn en ongewijzigd (van het missaal van 1962).

9. Heer ik ben niet waardig werd nog steeds drie keer gezegd.

10. Communie – de langere formule (Corpus Domini Nostri…) werd verkort tot ‘Corpus Domini‘ of ‘Lichaam van Christus’).

Slot

11. Het gebed na de Communie, Ite Missa est en de eindzegen kon ook in volkstaal.

12. Het Laatste Evangelie werd weggelaten.

De Mis zou verder gecelebreerd worden zoals een Tridentijnse Mis of de Mis van 1962: de priester staat aan het vast hoofdaltaar, met zijn rug naar het volk; de gelovigen knielen neer op knielstoelen; er is een Communiebank, enz…

Voor sommigen die houden van het Missaal van 1962 zijn dit misschien nog teveel veranderingen, maar ze zijn veel minder radicaal dan de vele veranderingen die later geïntroduceerd werden, die zoveel verwijderden en toevoegden, ook in de Mis zelf (volksaltaar, staande handcommunie, niet meer knielen bij consecratie,…).

Zelfs de H. Pater Pio vroeg toestemming om de H. Mis volgens het Missaal van 1962 te kunnen blijven opdragen tot aan zijn dood, welke hem ook verleend werd.

Bron: Blog.adw.org