Goede Vrijdag – de 7 Kruiswoorden

I .Toen zij aankwamen op de plaats die schedelplaats genoemd wordt, kruisigden zij Hem en Jezus zei: “Vader, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen.” (Luc. 23,34)

II. Eén van de gekruisigden sprak: “Jezus, denk aan mij wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” En Jezus sprak tot Hem: “Voorwaar, Ik zeg u: vandaag nog zult gij met Mij zijn in het Paradijs.” (Luc. 23,42-43)

III. Toen Jezus zijn moeder zag staan naast zijn leerling die Hij beminde, sprak Hij tot zijn Moeder: “Vrouw, ziedaar uw zoon.” Daarna zei Hij tot de leerling: “Ziedaar uw Moeder.” (Joh. 19,26)

IV. Omstreeks het negende uur riep Jezus met luide stem: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Matt. 27,46)

V. Daarna zei Jezus, in het besef dat reeds alles volbracht was, opdat geheel de Schrift in vervulling zou gaan: “Ik heb dorst.” (Joh. 19,28)

VI. Zij brachten azijn op een hysopstengel en brachten ze Hem aan de mond. Toen Jezus de azijn had genomen, zei Hij: “Het is volbracht.” (Joh. 19,29-30)

VII. De zon hield op te schijnen. Ook scheurde het voorhangsel van de tempel middendoor. Toen riep Jezus met luide stem: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.” (Luc. 23,45-46)