Editoriaal: Zij hebben de Kerk gesloopt…

Een artikel van de hand van Kanunnik Cor Mennen over de priesters die na 1960 de Kerk hebben gesloopt. Priester Herman Zegger, gewijd in 1955, is één zo’n voorbeeld.

Onlangs kreeg ik een krantenartikel uit het dagblad Tubantia toegestuurd. Daarin werd gemeld dat de 92-jarige priester Herman Zegger om gezondheidsredenen met emeritaat gaat. Hij is een rasechte vertegenwoordiger van de generatie priesters die niets hebben nagelaten om de Kerk te slopen.

Ik ben anders gaan geloven, meer progressief.” Hij voelt zich thuis bij de eigentijdse uitleg van de bijbel door de theologen Huub Oosterhuis en wijlen pater Van Kilsdonk.

Hij heeft het nieuwe geloof goed begrepen. De clichés rollen eruit: „Niet kerkbezoek is bepalend. Alsof je God dáár tegenkomt. Hij is ook buiten de kerk. Bepalend is of je opkomt voor recht en gerechtigheid. Of je solidair bent met de zieken, armen en verstotenen. Dat heeft prioriteit. Alle verhalen in de bijbel gaan over deze mensen. En er staat ook in dat je jezelf mag zijn.”

Het is een soort horizontaal christendom tot in de eucharistie toe: “Het hoeft niet altijd eucharistie te zijn. Het wóórd, daar gaat het om. Het lichaam van Christus, het breken en delen van brood, is symbolisch bedoeld. Door de communie te willen ontvangen geef je het signaal af dat je, naar Jezus’ voorbeeld, solidair wil zijn met onze kwetsbare medemensen.”

Alles wat katholiek is, is in het leven van Zegger kennelijk verdampt, maar hij heeft van de Kerk wel de gelegenheid gekregen dit verdampte geloof in de kerk uit te dragen. Jawel, hij is, naar zijn zeggen, een keertje door het aartsbisdom tot de orde geroepen omdat hij een “tafelgebed” van Oosterhuis gebruikte maar verder kon hij, zoals zo velen, tot op hoge leeftijd zijn goddeloze gang gaan.

Hij heeft overigens wel een toekomstvisie: “De kerk verdwijnt, is zijn stellige overtuiging. „Ja, ook in Haaksbergen. We moeten toe naar een andere manier van vieren, passend bij de tijd….. Zegger is naar eigen zeggen voorstander van vier of vijf bijeenkomsten per jaar. Bijvoorbeeld met Kerst, Goede Vrijdag, Pasen, Pinksteren. „Voor een goede viering met katholieken én protestanten. Niet in een kerk, want die gaan dicht. Huur een groot gebouw af voor een samenzijn met veel mensen. En wees eens creatief om de betrokkenheid bij het geloof te vergroten. Wat wil de jeugd? Wat willen de koren? Luister daar eens naar.

Dus een soort massale religieuze manifestatie gericht op sociale actie met liedjes die de jeugd leuk vindt. Dus een soort vaag christendom zonder God, zonder eucharistie, van sociaal breken en delen en een Jezus die verknipt is tot dit model. Mijn beste pastor Zegger: dat hebt u toch al sinds het Concilie gedaan en het enige dat u bereikt hebt, is dat praktisch iedereen is weggelopen en dat de mensen die al lang  niet meer naar de kerk komen u bij gelegenheid toejuichen als een menselijke mens want u doet vooral niet moeilijk.

Tegen dit soort pastores is van toepassing wat Daniël tegen een van de oudsten zegt: “Jij bent in de boosheid vergrijsd” (Dan. 13, 52)

Pastor Zegger is jammer genoeg niet de enige. Door de vanuit vele kerken tijdens de coronacrisis gebruikelijk live streams konden we getuige zijn van de deplorabele toestand van de liturgie in sommige parochies. Ik beschrijf er hier vanuit mij herinnering twee die een dieptepunt vormen en die zeker bijdragen aan de geestelijke sloop van de kerk.

Allereerst een viering van de avond van Witte Donderdag in een Nijmeegse kerk. Deze werd “voorgegaan” door een priester die, naar ik meen, na lange jaren huwelijk, door de bisschop weer als priester is aangenomen. Hij werd geassisteerd door twee mannen met een wit gewaad en “wybertjes” om hun nek, meestal een zelf uitgevonden teken van de functie van pastoraal. Navraag leerde mij echter dat het gewoon vrijwilligers waren die door de pastor zelf tot pastorale werker waren verheven. Het altaar was zonder dwaal, iets wat volgens de rubrieken pas na de viering van Witte Donderdag het geval is om de verlatenheid van Christus in de Hof van Olijven en op het kruis te symboliseren. Noch het missaal, noch het lectionarium van Witte Donderdag werden gebruikt. Er werd wat gegoocheld met een zevenarmige kandelaar, altijd een zeker teken voor laagkerkelijke liturgie. Verder was de rode draad van de viering (die hoort er in een laagkerkelijk liturgie ook altijd te zijn) het evangelie van Marcus, dat onderbroken werd door het plaatsen van brood en wijn op een witte doek op het altaar. Een “tafelgebed” (zoals dat in een laagkerkelijke liturgie heet) was er niet waardoor de viering een dieptepunt van laagkerkelijkheid bereikte. Wat deed men dan wel? De priester las het gedeelte van het verhaal van het Laatste Avondmaal uit Marcus en deed alsof dat een soort consecratie was. Er was geen enkele vorm van gebed waarin normalerwijze de instellingswoorden (de consecratie) zijn ingebed. Ik denk niet dat je zo van een geldige eucharistie kunt spreken. En dat op Witte Donderdag!

Een tweede voorbeeld is een viering van Sacramentsdag uit Tilburg en de voorganger was een abt van een bekende Brabantse abdij. Hij droeg zeer minimale liturgische kleding, dat wil zeggen alleen een stola over zijn habijt. Een habijt is geen liturgische maar dagelijkse kleding. Hierover dient de celebrant volgens de liturgische regels minstens een albe te dragen en daarna de stola en tenslotte het kazuifel. Dus hier alleen een stola. Naast de abt stonden drie heren waarvan er twee een habijt droegen en een derde alleen een wit gewaad. Wat hun ambtelijke status was, werd uit hun kleding en gedrag niet duidelijk. Ze hadden in ieder geval geen van allen een stola om zodat ik aanvankelijk dacht dat het geen priesters waren (maar dan stonden ze tijdens de viering wel op de verkeerde plaats) maar bij de “consecratie” stak één van de mannen zijn hand naar de gaven uit zodat hij toch weer priester leek te zijn. Was hij de enige naast de abt? Dat werd uit het gebeuren niet duidelijk.

Diezelfde onduidelijkheid heerste er tijdens het “Tafelgebed” dat door allen (volgens mij ook door de cantrix) gezongen werd. Het was trouwens geen kerkelijk tafelgebed maar volgens mij hetzelfde gebed van Oosterhuis dat op een achtmeibijeenkomst  in de jaren tachtig door een voorganger van de huidige abt met alle mensen samen werd gezongen wat voor de bisschoppen een definitief breekpunt met de beweging is geweest. De beweging is ondertussen gestorven maar er zijn blijkbaar nog een paar hardnekkige overblijfselen.

Mensen (vooral oudere) blijven moeite doen om de kerk kapot te krijgen. Daarin zijn ze trouwens al grotendeels geslaagd, maar het zal ze uiteindelijk niet lukken. Immers God is er ook nog. Er zijn nog steeds (en al weer opnieuw) mensen (vooral jonge) die de plaatsen weten te vinden waar het echte katholieke geloof wordt gevierd. Dat zijn de plaatsen van hoop die de bisschoppen zouden moeten koesteren.

27 juli 2020

feest zalige Titus Brandsma,

martelaar en strijder voor de katholieke waarheid

Bron: Fortes In Fide

5 reacties op “Editoriaal: Zij hebben de Kerk gesloopt…”

  1. willy Avatar
    willy

    Men zet heel het geloof op te helling, men wil modern zijn met een moderne aanpak van het geloof, resultaat: de kerken lopen nog meer leeg. De kerk is niet meer belangrijk, jezus is niet meer belangrijk, en de verhalen in de bijbel zijn sprookjesverhalen, gelukkig heeft de apostel Paulus ons gewaarschuwd voor sommige van die mensen, geloofsafval begint van boven dat is duidelijk.

  2. A. G. Avatar
    A. G.

    Wat een baarlijke onzin heeft die Herman Zegger uitgekraamd. Als je te rade gaat bij Huub Oosterhuis kan daar al niet veel goeds van komen, als je weet wat voor persoonlijk parcours Oosterhuis heeft afgelegd.

  3. Fatima de Jong Avatar

    99% RKCn denkt net zo. Of kan het niet eens schelen.
    Laat ik het maar gewoon zeggen, onze Heilige RK-Kerk
    heeft nu bijna het niveau van een gezelligheidsvereniging.
    God laat ons nu aan ons lot over. De wereld stort in.

  4. lunsius Avatar

    Gezien de leeftijd van deze priester zal hij zijn opleiding aan het seminarie hebben genoten eind jaren vijftig. Reeds toen was de opleiding van een dergelijk gehalte dat het ongeloof er als het ware werd ingepompt. Met name de geloofwaardigheid van de Bijbel kreeg zware klappen, waarbij men ervan uitging dat Jezus in het heilig land Aramees preekte wat pertinent onjuist is. De voertaal was toen Grieks (het opschrift op het Kruis was in het Grieks, Latijn en Hebreeuws). De fabel gaat dat als in de Griekse verkondiging staat “Jezus zei” dat dat niet zijn eigen woorden zijn maar een vertaling van het Aramees in het Grieks wat de apostelen min of meer in een vertaling uit het geheugen hebben geciteerd en gedurende tientallen jaren telkens hebben verfraaid en opgeluisterd. Uiteindelijk, omdat zij het eeuwig leven niet hadden, is dat opgetekend hetgeen nu gekend is als de Evangeliën. (NB De grondtaal van het Nieuwe Testament is Grieks.) De waarheid is dat stenografie toen in Romeinse Rijk door heel veel mensen werd gebruikt om ad verbum allerlei toespraken en discussies vast te leggen. Sint Lucas, een intellectueel, moet dat zeker hebben gekend. Aannemelijk is dat de woorden van Jezus tijdens zijn vele predikingen telkens door een aantal mensen op wasborden werd opgetekend; naderhand vergeleken ze onderling hun aantekeningen om er zeker van te zijn dat het een accurate neerslag was van het vertelde binnen de juiste context. Om kort te gaan zijn de Evangeliën een getrouw verslag van de gebeurtenissen in de oorspronkelijke taal en zijn ze geen folkloristische vertelling ontsproten aan de fantasie van de apostelen, met ergens, ja ergens, een kern van waarheid. De leraren aan de seminaries leerden (en leren dat nog steeds) dat de Bijbel een geschiedkundig verzameling verhalen is die niet al te serieus hoeft te worden genomen. Dan valt het hele geloof als een kaartenhuis ineen.

  5. A. G. Avatar
    A. G.

    Ik las ooit in een kerkelijk blad (in een lezersbrief) het verhaal van iemand die een tijd in het priesterseminarie gestudeerd had, in de zestiger jaren van vorige eeuw. Daarbij had hij te maken met een docent die beweerde dat de maagdelijke ontvangenis van Jezus “natuurlijk” maar een fabeltje was.

    Ik heb toen in verband daarmee een kritische lezersbrief ingestuurd (die werd gepubliceerd), met nog de neergeschreven hoop erbij dat men ondertussen dat seminarie grondig “opgekuist” heeft. Als men kan moet men valse profeten van antwoord dienen, met goede argumenten nog wel.