Een greep uit de visioenen van de Zalige Anna Katharina Emmerick (+1824):
Pag. 903 en verder:
Hevig dispuut in de synagoge over de echtscheiding.
587.
16 augustus. – Ik zag hedenmorgen vele leraars en Farizeeën uit Groot- en Klein- Sefforis en uit de omstreken, zoals ook enig ander volk zich verzamelen in de alleen-liggende school, waarbij Jezus gisteren aangekomen was. Zij kwamen daar met Hem bijeen voor een dispuut over de passage betreffende de echtscheiding. Woensdag laatst had Jezus de synagogeleraar er van beschuldigd dat hij die tekst op ongeoorloofde wijze ingelast had. De Farizeeën en ander volk uit Groot-Sefforis hadden Hem dit zeer euvel geduid, want deze toevoeging of inlassing kwam voort uit een huwelijksleer die Sefforis eigen was. De echtscheidingen werden in die stad zeer lichtzinnig voltrokken; ook hadden zij een speciaal gebouw, waar zij de verstoten vrouwen onderkomen verschaften. Die leraar welke zijn schuld bekend had, had voorheen een wetsrol gekopieerd en er kleine, verkeerde interpretaties ingelast; zij disputeerden lang tegen Jezus en rekenden het Hem aan als een onvergeeflijke aanmatiging die bepaling uit de Wet te willen verwijderen. Hij bracht hen tot zwijgen, maar niet tot een schuldbekentenis gelijk de eerste. Hij bewees hun dat het verboden was iets aan de Wet toe te voegen, en derhalve dat men verplicht was het toegevoegde te schrappen; Hij bewees hun de valsheid van de door hen gehouden en ingelaste mening, en stelde openlijk aan de kaak de lichtzinnigheid, waarmee in hun stad de wet van de echtscheiding geïnterpreteerd werd en zo de wet der huwelijkstrouw ontdoken werd. Hij zei in welke gevallen het volstrekt ongeoorloofd was dat de man de vrouw verstootte; maar in geval één van de partners zijn afkeer voor de andere niet kon overwinnen en een eendrachtige samenleving onmogelijk geworden was, dan mochten zij scheiden (van tafel en bed) met toestemming van de andere partij, maar de machtigste mocht de andere tegen haar wil en zonder schuld van diens kant, niet wegzenden. Jezus’ betoog haalde evenwel weinig uit: zij waren zeer geërgerd, protesteerden opgeblazen en bleven hardnekkig, ofschoon zij Hem niet weerleggen konden.
588. De schriftgeleerde die te Klein-Sefforis door Jezus overtuigd was, scheidde zich van de Farizeeën af en verklaarde aan zijn gemeente dat hij de Wet voortaan zonder enige toevoeging zou uitleggen, en, indien zij hem dit euvel duidden, dat hij dan zijn ontslag als leraar geheel en al aanbieden en zich terugtrekken zou. De tussengevoegde uitleg van de Wet der echtscheiding luidde:
“Indien een van de twee echtgenoten vroeger met een ander persoon liefdebetrekkingen onderhouden heeft, dan bestaat de echt niet en die derde, die vroeger met een der tegenwoordige echtgenoten te doen gehad heeft, kan deze als de zijne opeisen, zelfs wanneer de beide echtgenoten in goede verstandhouding leven.”
Jezus verwierp dit onvoorwaardelijk en zei ook dat de wet der echtscheiding slechts voor een ruw volk gegeven was (cfr. Mt. 19, 8). Hij veroorloofde een zekere scheiding (in bepaalde omstandigheden), maar nooit een tweede huwelijk van de gescheiden gehuwden. Twee van de voornaamste Farizeeën, die aan die twist hadden deelgenomen, bevonden zich juist in zulk een situatie, dat zij uit de toevoeging of wetvervalsing hun goed recht op echtscheiding konden afleiden en laten gelden. Daarom hadden zij reeds sedert geruime tijd die brede wetsinterpretatie ingang doen vinden; hun aangelegenheid was niet aan anderen bekend, doch Jezus kende die en Hij zegde hun in het aangezicht: “Zoekt gij door deze wetsvervalsing niet de eisen van uw eigen vlees te voldoen?” Dit maakte hen razend van woede.
Pag. 1814-1815:
Hij sprak ook over de scheiding en wel er tegen: man en vrouw vormen één lichaam; zij kunnen niet meer gescheiden worden. Indien grote zonde door hun samenwonen en -leven ontstaat, dan mogen zij zich van mekaar afzonderen, maar zij kunnen niet hertrouwen. De (oude) wetten zijn gedeeltelijk afgestemd op de kindsheid en ruwheid van de volkeren, doch nu men weer de kindsheid ontgroeid, en de volheid der tijden begonnen is, is het hertrouwen van gescheidenen een overtreding en schending van de eeuwige natuurwet; de afzondering echter is geoorloofd als een middel tegen het gevaar van zonde, doch ook dit slechts na ernstige beproeving (cfr. Gal. 4, 1-5).
In de synagoge begonnen de Farizeeën nog zijn uiteenzetting van heden over het huwelijk aan te vallen; ze was hun, wat de onderdanigheid der vrouwen betreft, te laks, te toegevend, en inzake scheiding te streng. Zij hadden vooraf allerlei geschriften nageslagen, en ook na zijn herhaalde uiteenzetting konden zij zich bij zijn leer niet neerleggen. Hun verzet evenwel, ofschoon vinnig, bleef binnen de palen der welvoeglijkheid.
Nog over het huwelijk:
Pag. 2975:
1535.
17 november. – Vanmiddag zag ik Jezus met Salatiël en zijn vrouw in een huis te Kedar. Jezus kwam in zijn gesprek nogmaals terug op het onderwerp van de huwelijke staat. Ditmaal daalden zijn onderrichtingen af tot in bijzonderheden. Hij hield dit jeugdige paar bijzondere, persoonlijke richtlijnen en bepaalde voorwaarden voor, die zij nakomen moesten, indien zij een vruchtbare wijngaardstam wilden worden. Zij moesten zich rein houden van begeerlijkheden (overtollige wellust), en wanneer zij voor de huwelijksdaad samenkwamen, moesten zij een zuivere bedoeling hebben; zij moesten een mening vormen door te bedenken waarom zij dit deden. Indien zij zich door louter zinnenlust lieten geleiden, zouden zij ook slechts de bittere vruchten van de boze begeerlijkheid voortbrengen. Hij waarschuwde hen tegen overmaat en overdaad in alle dingen, vooral tegen dronkenschap door wijn, en Hij spoorde hen aan tot het gebed en de versterving. Ook sprak Hij over Noach en de dronkenschap.
De bruid moest een rein vat zijn. Hij gebood haar de afzondering in haar ziekten en radicale onthouding na de ontvangenis. Hij sprak van het wederzijds vertrouwen en van de gehoorzaamheid der vrouw. De man mag niet weigeren, indien zij vraagt om de schuld. Hij moet haar eren en sparen als een zwak vat. Hij mocht geen wantrouwen hebben, als hij haar met een ander zag spreken, en ook zij mocht niet naijverig zijn, maar zij moesten toch vermijden elkander onnodig ergernis te geven. Zij mochten geen bemoeier, geen derde, geen overdrager tussen elkander dulden, en hun huiszaken en alles met liefde onder elkander afhandelen. Hij sprak zeer streng tegen de bevrediging van de begeerlijkheid louter om zich te voldoen. Hij schilderde het huwelijk en de voltrekking of het gebruik ervan in de gevallen mens af als een handeling, die bij deugdzame echtgenoten moet samengaan met gevoelens van schaamte, berouw, boetvaardigheid en zelfvernedering.
Zij moesten (voor het huwelijksgebruik) niet samenkomen zonder gebed en overwinning (zonder eerst gebeden, hun gevoelens en verlangens gelouterd en hun goede intentie gevormd te hebben), en vervolgens moesten zij de vruchten aan God aanbevelen en overlaten. Hij zei tot de vrouw dat zij een deugdzame Abigaïl moest worden. Hij wees hun ook nog een geschikt gewest aan voor tarweteelt. Om hun wijngaard moesten zij een omtuining maken; deze omtuining waren de raadgevingen, die zij nu van Hem ontvingen (en die zij moesten nakomen).
Bron: http://www.emmerick.be/Default.aspx?WPID=6831&L=N&searchfor=huwelijk+