Artikel door Hubert Luns
De Nieuwe Mis oftewel de “Novus Ordo Missae”, kortweg de NOM, is de uitwerking van het conciliaire besluit van 4 december 1963 onder de naam “Constitutie over de Heilige Liturgie (Sacrosanctum Concilium)”. Deze beoogde een actievere participatie van de gelovigen tijdens de viering, wat een lofwaardig streven was, want op dat moment was daar nauwelijks sprake van. De uitwerking van de constitutie was echter van een heel ander kaliber en stoorde zich totaal niet aan de daarin geformuleerde richtlijnen. Reeds in 1965 verscheen op grond van Sacrosanctum Concilium een instructie voor de misviering, maar die hield niet lang stand. Er zijn een aantal stapsgewijze wijzigingen geweest sinds de invoering van de Tridentijnse Mis (Mis van het Concilie van Trente die met onderbrekingen werd gehouden van 1545 tot 1563). De eerste wijziging gebeurde reeds 34 jaar na de invoering ervan. Het zij opgemerkt dat de Tridentijnse Mis niets nieuws bracht maar formaliseerde wat al bestond. Ook onder Paus Johannes XXIII kwam een wijziging en wel in 1962, dus nog voordat het Tweede Vaticaans Concilie een aanvang had genomen. Maar dat was altijd nog binnen de traditionele leer. Wat met de NOM plaatsvond was een ritusverandering, hetgeen een nog nooit vertoonde breuk vormde met de praktijk uit het verleden. Het was géén logisch gevolg van de conciliebesluiten en sloot niet aan bij een gevestigde praktijk of geloofshouding. Het werd vanuit een weerspannige sectie van het college van kardinalen gedecreteerd en was in feite een uitvloeisel van de zogeheten Nieuwe Liturgische Beweging met namen als de Belgische Dom Beauduin (1873–1960) en Kardinaal Mercier (1851-1926), ook van Belgische komaf.
[…]
Alhoewel de NOM een radicale breuk vertegenwoordigt met het verleden kan op grond van een aantal argumenten worden gesteld dat indien de Nieuwe Mis met de vereiste eerbied en intentie wordt uitgevoerd en bijgewoond de almachtige God zich niet onbetuigd zal laten om het wonder te voltrekken bij de uitspreking van de consecratiewoorden, die óók in de NOM Bijbels gefundeerd zijn, zij het enigszins afwijkend van de Tridentijnse Mis. Het zijn dus geldige consecratiewoorden. Dankzij die verschuldigde eerbied distantieert men zich van de afvallige en dubbelzinnige theologie waarmee de NOM destijds werd geïntroduceerd. De NOM moge niet ongeldig indien op deze wijze gevierd, maar de genadegaven zullen ongetwijfeld minder zijn dan bij de traditionele Mis, waarvan de laatste versie die van 1962 is, in wezen nog steeds een Tridentijnse Mis. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de NOM door een geldige paus bekrachtigd werd dat zich aansluit bij Jezus’ woord in Matheüs 18:18: “Wat door u op de Aarde gebonden is zal ook in de Hemel gebonden zijn.”
Van niet te onderschatten belang in de discussie over de geldigheid van de NOM zijn de Eucharistische wonderen die zich op veel plaatsen in de wereld hebben voorgedaan bij vieringen volgens dat model. Om er enkele te noemen: in 1996 was er een zeer opmerkelijk Eucharistisch wonder in Buenes Aires waar Kardinaal Bergoglio bij betrokken was; in 1999 was er onder vele getuigen een Eucharistisch wonder in Lourdes; in december 2013 vond een Eucharistisch wonder plaats in het Poolse Legnica; in november 2015 was er een Eucharistisch wonder in Kearns in de Verenigde Staten; in februari 2016 was er een Eucharistisch wonder in Anpka in Nigeria.
Lees het volledige artikel HIER.